Kleitablet

Kleitablet, de normale vorm van een geschreven document in het oude Mesopotamië, en een van de meest karakteristieke materiële overblijfselen van de sumerisch-babylonische kultuur. De oudste kleitabletten stammen uit het einde van het 4e millennium vC, uit niveau IVa van Uruk; de jongste da. teren uit de 1e eeuw nC en komen uit dezelfde plaats. Theorieën volgens welke de oudste inwoners van Mesopotamië voordien op hout of riet zouden hebben geschreven zijn nog moeilijk te bewijzen. Het sumerische pictogram voor 'tablet' (dub), een gearceerd vierkant met een soort handgreep, heeft men wel verklaard als een afbeelding van een houten matrijs of onderlegger waarop het kleitablet gevormd en beschreven werd; dit kan verklaren waarom de voorzijde doorgaans meer gewelfd is. Onder invloed van het materiaal waarin de tekens geschreven werden (zachte klei) zien we spoedig een schematisering van de oudste tekenvormen optreden, die reeds rond het midden van het 3e millennium vC leidt tot een standaardisering, waarbij ook de onderdelen van de tekens hun karakteristieke spijkervorm krijgen, veroorzaakt door de manier waarop de meestal rieten stylus in de klei werd gedrukt; deze door materiaal en stylus bepaalde vorm wordt dan ook overgenomen bij inscripties op steen of metaal.

tablet

Kleitabletten vertonen allerlei vormen en formaten; de kleinste hebben een oppervlakte van slechts enkele cm² en zijn soms met een minitieus schrift beschreven (ca. 2 mm voor één regel schrift), de grootste bereiken een formaat van 20 à 30 bij 30 à 40 cm (bv. de Assyrische Wetten, lexicale lijsten, de vazalverdragen van Esarhaddon, enz.). Een normale brief, contract of administratieve oorkonde meet doorgaans niet meer dan ca. 10 bij 15 cm en vele zijn aanmerkelijk kleiner. De vorm is oudtijds vierkant, later meestal langwerpig, maar in bepaalde perioden (laat oud-babylonische, Nuzi, laat-babylonisch bv.) komen ook tabletten voor waarvan de breedte de hoogte overtreft. Soms hebben bepaalde soorten tabletten karakteristieke vormen of formaten: zo zijn teksten betreffende velden uit de Ur-III-tijd en schooloefeningen rond; ook kent men tabletten in amulet-vorm. Sommige teksten zijn zeer dik (ca. 3-4 cm; schoolteksten uit de Fara-periode), andere dun (lexicale teksten uit de seleucidische tijd). Het te beschrijven vlak van grote teksten werd normaliter in een aantal vertikale kolommen ingedeeld, waarbij, in overeenstemming met de schrijfrichting, de meest linkse de eerste kolom was. Aanvankelijk werden in zulke kolommen groepen lettertekens of woorden in vakjes bijeengeplaatst; tegen het einde van het 3e millennium vC ziet men steeds meer teksten waarbij de tekens op enkele regels zijn geschreven. Om de achterzijde van een kleitablet te lezen moet men het niet als een blad van een boek omslaan (een feit dat aan tabletvervalsers gelukkig vaak onbekend is!), maar als een kalenderblad in vertikale richting omdraaien, waarbij de meest rechtse de eerste kolom van de achterzijde is. Dit procédé heeft tot gevolg dat men bij éénkolommige teksten de tekst over de onderrand kan laten doorlopen; in alle gevallen blijft de linker zijkant mij, die vaak in laatste instantie nog wordt volgeschreven bij ruimtegebrek.

De schrijversleerling moest zelf zijn tablet vormen. De klei werd uiteraard geselecteerd; voor belangrijke teksten (bv. die uit de bibliotheek van Assurbanipal) werd het tablet nog voorzien van een sliplaag van fijne klei, waarin de tekens nog scherper uitkwamen. Soms werden de teksten in een oven gebakken - zo steeds de oorkonden van de oudassyrische handelaars en veelal teksten bestemd voor bibliotheken - soms ook enkel in de zon gedroogd. Het bergen en conserveren van teksten van de laatste categorie vergt veel geduld en vernuft van de opgraver. Rechtsoorkonden en soms brieven werden, vooral tijdens het eind van het 3e en de eerste helft. van het 2e millennium vC, voorzien van een klei-enveloppe, die de inhoud waarborgde; op de enveloppe schreef men meestal (een resumé van) de tekst, terwijl daarop ook de zegels van afzender, contrahenten, of getuigen werden afgerold.

In de Ur-III-tijd werden ook de tabletten zelf gezegeld. Men bewaarde tabletten in kruiken, manden, dozen van hout of klei, op rekken en in kasten. Bij grotere archieven en bibliotheken kende men kleilabels, die groepen teksten identificeerden, en catalogi.

Kleitabletten werden in Mesopotamië niet uitsluitend met spijkerschrift beschreven. Zeker vanaf de 8e eeuw vC zien we ook korte aramese bijschriften, eerst op de randen der tabletten ('endorsments'), later ook geheel in het aramees geschreven teksten. Voor bepaalde ceremoniële doeleinden (landverkoop, stichtingsoorkonden in z.g. 'foundation deposits') maakte men ook 'tabletten' van steen en metaal.

Het mesopotamische voorbeeld heeft inspirerend gewerkt op de omringende landen, waar men eveneens op kleitabletten schreef, hetzij in het babylonisch, hetzij in zijn eigen schrift en taal: Iran (proto-elamitisch, elamitisch, perzisch), Klein-Azië (hittitisch, Urartu), Syrië-Palestina (passim; met name de E1-Amarna-brieven en de kleitabletten beschreven in het ugaritische spijkerschrift-alfabet), Egypte (alleen de in het babylonisch geschreven El-Amarna-brieven). Misschien zijn er zelfs vanuit Mesopotamië impulsen uitgegaan naar verdere gebieden: de Balkan (de z.g. Tartaria-tabletten), de aegeïsch-myceense wereld (lineair A en B werden op kleitabletten geschreven).

Het kleitablet verdween met het spijkerschrift kort na het begin van onze jaartelling om afgelost te worden door papyrus en leer, beschreven met het eenvoudiger, alfabetische aramees, grieks of latijn.


Lit. B. Meissner, Babylonien und Assyrien 2 (Heidelberg 1925) 334v. E. Chiera, They Wrote on Clay (Chicago 1938). A. L. Oppenheim, Mesopotamia (Chicago 1964) 276v. 'Writing in Ancient Westem Asia' (tekst met dia's; The British Museum, 1967). A. Falkenstein, Zu den Tontafeln aus Tärtäria (Germania 43, 1966, 269v). B. Meissner/L. Oberhuber, Die Keilschrift (Sammlung Göschen 708, Berlin 1967). Kleur, zie Register.


Register