Oannes, half vis-, half mensvormig wezen, dat volgens
de bij Berossus bewaarde traditie in de oertijd
aan de Perzische Golf aan land kwam en de Babyloniërs
de grondslagen van de beschaving (schrift,
kunsten, wetenschap, handwerk, architectuur, landbouw,
recht, ete.) bijbracht. Deze traditie is een
versie van de babylonische legende van de 'zeven
wijzen' (apkallū), verbonden met de dicht bij de
Perzische Golf gelegen stad
Eridu, cultuscentrum
van de god van wijsheid en handwerk, Enki. De
eerste van deze wijzen is met name bekend onder
de naam Adapa, maar is als Uan(na) gelijk te stellen
aan Berossus' O. In de babylonische traditie
worden ze voorgesteld als purādū-vissen. Deze apkallū
zijn in een latere fase als 'wijze viziers' gekoppeld
aan de oudste koningen van voor de zondvloed
(Oannes/Uanna/ Adapa aan de eerste koning
Alulim), zoals we thans uit een babylonische lijst
uit hellenistische tijd weten.
Lit. P. Schnabel, Berossos und die babylonisch-hellenistische
Literatur (Leipzig 1923) 253. E. Reiner, The Etiological Myth
of the 'Seven Sages' (Or 30, 1961, 1-11). J. van Dijk (UVB 18,
Berlin 1962, 44-50). W. W. Hallo (JAOS 83, 1963, 176). Id.
(JCS 23, 1970, 62v).
[Veenhof]