Grattius, latijnse dichter uit de tijd van keizer Augustus, misschien geboren te Falerii. Aangespoord door het succes van Vergilius' Georgica, schreef G. tussen 29 vC en 8 nC een leerdicht over de jacht, Cynegetica. Het grootste gedeelte (541 hexameters) van het eerste boek is bewaard gebleven en handelt vooral over jachthonden. Het is een vrije bewerking van een overigens onbekend grieks model.
G. staat sterk onder invloed van Vergilius, maar vertoont
toch ook een zekere zelfstandigheid. Zijn
goede verstechniek, zijn enthousiasme en de afwisseling
in de structuur van het werk veraangenamen
de lectuur.
Lit. Uitgaven: Editio princeps van G. Logus (Venetië 1534).
Beste moderne edities: F. Vollmer, Poetae Latini Minores 2,
1 (Leipzig 1911). P. Enk, Gratti Cynegeticon quae supersunt
(Zutphen 1918; met inleiding en commentaar). Met engelse
vertaling: J. Duff/A. Duff, Minor Latin Poets (Loeb Class.
Libr., London 1934) 143-205. A. Marsili, Gratti Cynegeticon
(Pisa 1958). Met franse vertaling en commentaar: R. Verdière,
Gratti Cynegeticon libri I quae supersunt 1-2 (Wetteren
1964). - F. Vollmer (PRE 7, 1841-1846). - J. Aymard, Essai
sur les chasses romaines des origines à la fin du siècle des
Antonins (Paris 1951).
[Diercks]