Pervigilium Veneris (Nachtwake van Venus), titel
van een waarschijnlijk uit de 2e eeuw nC stammend
lentelied ter ere van
Venus, waarvan de auteur onbekend
is. Het centrale thema van het gedicht is de
almacht van de godin Venus, die in de lente de natuur
tot nieuw ontwaken brengt. Aan de vooravond
van een siciliaans lentefeest nodigt de auteur eenieder
uit zich over te geven aan de liefde met het
elfmaal herhaalde en zeer bekend geworden keervers
cras amet qui numquam amavit quique amavit
cras amet: 'laat morgen liefhebben zowel hij die
reeds heeft bemind als hij die nimmer heeft liefgehad'.
Het gedicht omvat in totaal 93 versregels en
is ingedeeld in 10 strofen van ongelijke lengte; het
metrum is de trocheïsche septenarius. Taal en stijl
zijn van een bekoorlijke eenvoud. In de uitwerking
van de voornaamste motieven (amor, rosa, ver) volgt
de dichter klassieke auteurs, met name Catullus en
Ovidius, na. Anderzijds lijkt het gedicht met zijn
romantische inslag reeds de middeleeuwse lyriek in
te luiden, reden waarom het soms veel later dan de
2e eeuw nC wordt gedateerd. Het einde van het gedicht,
dat door sommigen is toegeschreven aan de
ook uit de
Anthologia Latina
bekende dichter
Annius Florus uit
de tijd van keizer Hadrianus, is in
tegenstelling met de overige inhoud opvallend droefgeestig
van toon; sprekend over zichzelf vraagt de
dichter zich af: quando ver venit meum? ('wanneer
komt mijn lente?'). Het lied werd in 1577 te Parijs
ontdekt en voor het eerst uitgegeven door Pierre
Pithou.
Lit. Uitgave: A. Baehrens, Poetae Latini Minores 4 (Leipzig
1882) 292-297. Met inleiding, commentaar en nederlandse vertaling:
C. Brakman, P.V. (Leiden 1928). Met engelse vertaling
en commentaar en uitvoerige inleiding: C. Clementi,
P.V. The Vigil of Venus (Oxford 1936). Met franse vertaling,
commentaar en inleiding: R. Schilling, La Veillée de
Vénus² (Paris 1961). Nederlandse vertaling o.a. van N. v.
Suchtelen, Het Nachtfeest van Venus (Amsterdam 1946). F.
Lenz (PRE 19, 1062-1067). GRL 3, 73-75. - C. Brakman,
Quando P.V. conditum est? (Mnemosyne 56, 1928, 254-270).
E. Cazzaniga, Saggio critico ed esegetico intorno al P.V.
(Studi Classici e Orientali 2, 1953, 47-101). [Brouwers]