Emancipatio heette in het romeinse recht het formele ontslag van een kind uit de patria potestas door een vrijwillige daad van afstand van de pater familias. De emancipatus werd hierdoor een persoon sui iuris en, indien hij mannelijk was, een pater familias, ook al had hij geen gezin.
De e., die een capitis deminutio minima ten gevolge had, werd in de klassieke tijd voor een zoon gewoonlijk als volgt voltrokken: de vader verkocht zijn zoon driemaal aan een vertrouwensman, die krachtens een pactum fiduciae op zijn beurt de gekochte hetzij na elk van de drie kopen vrijliet en tenslotte diens patronus werd, hetzij door remancipatio aan de vader terugverkocht, die na de derde maal in plaats van de juridische vader patronus van zijn zoon werd en hem vervolgens zonder meer de vrijheid kon geven; volgens een bepaling in de wet der Twaalf Tafelen was een zoon vrij als zijn vader hem driemaal verkocht had (si pater filium ter venum duit, filius a patre liber esto). Voor een dochter en een kleinzoon was één verkoop voldoende.
In de post-klassieke periode werd de e.-procedure
aanzienlijk vereenvoudigd.
Lit. R. Leonhard (PRE 5, 2476-2479). - Th. Mayer-Maly,
Das Notverkaufsrecht des Hausvaters (Zeitschrift der Savigny-Stiftung
für Rechtsgeschichte, Romanistische Abteilung
75, 1958, 116-155). [Nuchelmans]