Lucius Opimius, romeins staatsman, dempte als
praetor in 125 vC een opstand te Fregellae. Tijdens
zijn consulaat (121) dreef hij als fel tegenstander
van de hervormingspolitiek der Gracchen Gaius
Gracchus en veel van diens aanhangers in de
dood op grond van een senatus consultum ultimum,
dat toen voor het eerst werd uitgevaardigd. Zijn vrijspraak
in het proces hierover legaliseerde zijn opvatting
over de onbeperkte bevoegdheden die zulk
een senaatsbesluit zou verlenen. Toen hij als hoofd
van de commissie die Numidië tussen Iugurtha
en Adherbal had verdeeld, werd aangeklaagd wegens
corruptie, ging hij in ballingschap (109). Cicero
zag zijn graf in Dyrrhachium.