Paetus ('Loensoog'), romeins cognomen dat tijdens de republiek voorkwam in de gentes Aelia (Aelius), Autronia en Papyria. In de keizertijd werd het onder meer gevoerd door:
(1) Lucius Caesennius Paetus, consul in 61 nC. Als legaat
van Nero ter bescherming van Armenia tegen
de Parthen uitgezonden, moest hij in 62 bij Rhandea
voor de vijand capituleren. In 70 werd hij door
keizer Vespasianus, met wie P. door zijn vrouw
Flavia Sabina wellicht verwant was, tot stadhouder
van Syria benoemd. Als zodanig nam hij
Antiochus IV
van Commagene gevangen en lijfde
diens land bij het rijk in (72).