De Palatijn
(waarvan het woord
'paleis' is afgeleid) was de belangrijkste van de
zeven heuvels van Rome en vormde
ooit het centrum van de prehistorische vicus. Tijdens de
Republiek werd hier een
aantal religieuze gebouwen opgericht.
Augustus en zijn vrouw
Livia hadden er
te midden van de aristocratische
villa's in een betrekkelijk eenvoudige huizen gewoond (Domus Augusti en Domus Liviae). Suetonius (Vita Augusti 72) beschrijft de huizen van Augustus: Hij woonde
aanvankelijk vlak bij het Forum Romanum bovenaan de
Ringenmakerstrap in het huis dat van de redenaar Calvus was
geweest. Later vestigde hij zich op de Palatijn, maat toch in
een eenvoudig huis dat aan Hortensius had toebehoord. Het
viel niet op door grootte of pracht. Zo waren de galerijen in dat
huis kort, met zuilen van Albaanse steen, en vertrekken waar
geen marmer of fraai mozaïekwerk te bekennen viel. Meer
dan veertig jaar gebruikte Augustus dezelfde slaapkamer, niet
alleen 's zomers, ook 's winters, al voelde hij wel, dat de winter
in Rome, waar hij dat jaargetijde in de regel doorbracht,
bepaald nadelig was voor zijn gezondheid. Wilde hij eens in
afzondering zonder lastig gevallen te worden, werken, dan had
hij daarvoor een geïsoleerd vertrek op de bovenste verdieping,
dat hij 'Syracuse' noemde of 'het atelier'. Hier trok hij zich
terug of in het buitenhuis van een zijner vrijgelatenen. Maar
wanneer hij ziek was, werd hij verpleegd in het huis van
Maecenas.' Dit huis is pas bekend geworden sinds de opgravingen
in 1969.
(Vita Augusti 29)
'De tempel van Apollo bouwde hij in dat gedeelte van zijn
paleis op de Palatijn waarvoor de
god, volgens de uitleg van de waarzeggers, zijn voorkeur had
kenbaar gemaakt door het met de bliksem te treffen. Hij bouwde
daarbij galerijen met een Griekse en een Latijnse bibliotheek,
waar hij, op latere leeftijd, dikwijls de senaat bijeenriep en de
registers van de juryleden controleerde.'
![]() |
Mozaïek in de domus Tiberiana |