VERGILIUS DE MAGIER
Vergilius was op zijn eigen verzoek begraven in Napels en
daarom was zijn graf in de 1e eeuw n.C., bij de 2e mijlsteen op
de weg naar
Puteoli, pelgrimsdoel geworden en de herinnering aan hem object van
verering. De dichter
Silius Italicus (1e eeuw n.C.) vierde, nadat hij het huis had
gekocht, op religieuze manier zijn geboortedag.
In de late oudheid
was de figuur van Vergilius begonnen om nieuwe
betekenissen te krijgen, esoterische en magische, wat mogelijk was
door de
christologische en profetische interpretatie van de 4e ecloga van de
Bucolica. Een variant op een van zijn biografieën, die
van Donatus (Ve eeuw
n.C.), stelt de dichter voor als genezer van de paarden van
Augustus: het eerste
bewijs van de talloze legendes die waren ontstaan over zijn geboorte,
die als wonderbaarlijk gold, en
over zijn leven.
In de Middeleeuwen, te beginnen van de XIIe eeuw, werd Vergilius object van een
vernieuwde en groeiende aandacht
van de kant van de nieuwe klasse
intellectuelen: de clerici. Bernardus van Chartres gaf uitleg van de 1e zes boeken
van de
Aeneis terwijl hij ze allegorisch interpreteerde als boek Genesis uit de
bijbel. De poëzie van Vergilius, gevoeld als bron
van wetenschap, afgezien van het feit
dat het als voorloper van het Christendom gold, wordt het symbool van kennis.
In de
scholen kijkt de clericus naar de Latijnse dichter als naar een eigen
mythisch voorvader: een ideale gids om de weg in te
slaan naar kennis en
naar de wijsheid die ledit naar de waarheid, oftewel naar God. Het is dit
achterland dat Dante ertoe
brengt om een eeuw later de grote dichter uit
Mantua te kiezen als <<Gids, Meester, Schrijver>>
op zijn buitengewone, poetische
reis.
Ook in de XIIe eeuw verscheen weer, met kracht, de andere traditie rondom
de figuur van de Latijnse dichter, die van
Vergilius als magier en beschermer van
Napels, die een plaats vond in de bladzijdes van belangstellenden, staatslieden en
geleerden
die niet alleen gevoelig waren voor de leer. De eersten om er melding van te maken zijn de
Engelse Johannes van
Salisbury en Alexander Neckam.
Kennis van de legendes die rondgingen, heeft ook Corrado van Querfurt,
de bisschop van Hildesheim,
in Italia terechtgekomen in het gevolg van Hendrik VI.
In een brief geschreven in 1196 vanuit Sicilië aan Arnold van Lubeck,
vertelde
hij dat de verovering van Napels mogelijk was geweest omdat het
Palladium gemaakt door Vergilius tot bescherming
ervan, bestaande uit een kleine
kristallen fles die een klein model bevatte van de stad, vernietigd was.
Het is daarom geen
toeval dat precies in Napels deze niet-schoolse traditie
resulteert in de
Cronica di Partenope, een anoniem getuigenis
van
de XIVe eeuw waarin de onbekende schrijver 17 hoofdstukken wijdt aan de beschrijving
van de wonderen bedacht door Vergilius
om de Napolitanen te beschermen tegen verschillende
natuurlijke rampen met zijn magische, wonderbaarlijke kunsten en met de
vervaardiging van talismannen. In het 30e hoofdstuk van de
Cronica is Vergilius
de magische maker van de
Crypta Neapolitana: een werk dat hij
in een enkele nacht bedacht zou hebben, <<voor het gemak van de
burgers van Napels>>. Een legende die in
het bijzonder verbreid was en
dierbaar was aan de Napolitanen wanneer koning Robert d'Anjou er rekenschap over vroeg
aan Petrarca
gedurende een van zijn verblijven in Napels. Dezelfde Petrarca vermeldde
de episode in een passage van zijn
Itinerarium Syriacum tegelijk
met zijn geestige antwoord aan de koning:<<
Nusquam me legisse marmorarium
fuisse Virgilium>> (Ik heb nergens gelezen
dat Vergilius een marmerbewerker was).