Elia (hebreeuws 'ēlijā, Jahwe is mijn God), afkomstig uit Tisbe in Gilead, was een profeet in Israël tijdens de regering van Achab (midden 9e eeuw). Hij verdedigde de eredienst voor zijn God in een periode, waarin onder invloed van Izebel de phenicische godsverering werd bevorderd en de overgeleverde godsdienst van Israël door vervolging van zijn dienaren werd onderdrukt. Rondom E. ontstond een cyclus van verhalen, die zijn opgenomen in het boek Koningen (1Kg 17 ,1-2Kg 2,12). Een oorspronkelijk begin schijnt te ontbreken, want daarin zou de reden vermeld kunnen zijn van de grote droogte, die als een oordeel Gods door E. werd aangekondigd. De meest bekende verhalen betreffen E.'s optreden op de Karmel (18,20-46), zijn tocht naar de Horeb (19,1-18), de roeping van Elisa (19,19-21), de wijngaard van Naboth (21,1-29), E.'s hemelvaart (2Kg 2,1-18). Het verhaal van E.'s oponthoud bij de weduwe van Sarfat (1Kg 17,7-24) wordt door Jezus aangehaald als een voorbeeld van zorg om niet-lsraëlieten (Lc 4,25-26). 2Kr 21,12-15 vermeldt een brief, die koning Joram van E. na diens hemelvaart ontving. De hemelvaart is aanleiding geworden tot de verwachting dat de profeet zou terugkeren en deze wordt uitgesproken door Maleachi (4,5-6).
Zij heeft vorm gegeven aan de voorstellingen, die het jodendom zich maakte van de komst van het messiaanse rijk. Daarop wijzen de volgende teksten uit de evangeliën: Mt 16,14; 17,1013; 27,47-49; Lc 9,8; Jo 1,21.25. E. werd meer en meer beschouwd als de voorloper van de messias. In de rabbijnse literatuur treedt hij meermalen op als een redder in de nood en als iemand die in moeilijke kwesties de weg naar een juiste beslissing wijst.
Het is daarom begrijpelijk dat niet minder dan drie laat-joodse, aan E. toegeschreven apocalypsen bewaard gebleven zijn:
1. Een voorpaulinische, waaraan Paulus het in 1Cor 2,9 geciteerde apocryphon ontleend zou hebben; deze is slechts fragmentarisch bewaard. Uitgave: D. de Bruyne (Rev. Bénédictine 25, 1908, 153v).
2. Een E.-apocalyps uit de 3e eeuw nC. Uitgave: M. Buttenwieser, Die Hebräische Elias-Apokalypse (1897).
3. Een oorspronkelijk joodse, in de 4e eeuw nC in
christelijke zin bewerkte E.-apocalyps, bewaard in
het koptisch. Uitgave: G. Steindorff (TU N.F. 2,
1899).
Lit. J. Jeremias (ThW 2, 930-943). K. Wessel (RAC 4, 1959,
1141-1163). S. M. Segal, Elijjah: A Study in Jewish Folklore
(New York 1935). Élie le Prophète (Études Carmelitaines:
Paris 1956). G. Fohrer, Elia (Zürich 1957). C. A. Keller. Wer
war Elia? (ThZ 16, 1960, 298-313). R. Kilian, Die Totenerweckungen
Elias und Elisas - eine Motivwanderung? (BZ.
N.F. 10, 1966, 44-56). Leah Bronner, The Stories of Elijah
and Elisha as Polemics against Baal Worship (Leiden 1968).
[Beek/v. d. Born]