Johannes de Doper

Johannes (grieks Ἰωάννης, soms Ἰωάνης; hebr. jōhānān of jehōhānān: Jahwe is genadig) de Doper.

1. Als bronnen voor zijn geschiedenis komen in aanmerking de evv en een bericht van Jos. (Ant. 18,1 161 19). De mandese geschriften zijn als legendarisch te beschouwen. Daar uit de evv een zekere rivaliteit tussen christenen en Johannes-leerlingen blijkt en zij de duidelijke tendens verraden J. als de mindere van Jezus voor te stellen (Mc 1,1-8; Mt 3,1-12; Lc 3,120), zijn de historische gegevens betrouwbaar. Dit geldt in mindere mate van het kindsheidevangelie van Lucas, waar deze polemische kleur ontbreekt (Lc 1,5-25.57-66.76-79) en we waarschijnlijk te maken hebben met een traditie die uit de kringen van de Johannes-leerlingen stamt. De geschriften van Qumran zijn waardevol voor de schildering van de atmosfeer waarin het optreden van J. zich afspeelde: het woestijnmotief uit Js 40,3 (1QS 8,12vv; 9,19; vgl. Mc 1,3 e.p.; Jo 1,23); de doop van bekering (1QS 3,4v; 5,13v); de verbinding van de profeet Elias met de Messias (IQS 9,11; vgl. Jo 1,19v). Verbindingen tussen J. en de sekte van Qumran zijn op grond van deze magere gegevens niet vast te stellen. Anderzijds zijn de tegenstellingen van dien aard, dat de voorstanders van deze hypothese genoodzaakt zijn een latere breuk tussen J. en Qumran te postuleren. Het enige houvast is Lc 1,80, maar dit vers is op de eerste plaats een literaire overgang naar Lc 3,2. Dat hier de parallelle passage met Lc 2,41-52 is geschrapt (Geyser), is pure hypothese.

2. Als geboorteplaats wordt voor het eerst door de diaken Theodosius (tussen 520 en 530) het tegenwoordige 'en Karim genoemd (Theodosius, De situ terrae sanctae). Mogelijk is deze identificatie ingegeven door het apokriefe bericht, dat Elisabet het kind voor Herodes in een grot verborgen hield (ProtEv 22,3). Het optreden van J. begon volgens Lc 3,1 in het 15e jaar van Tiberius (28 nC). De duur van zijn optreden is onbekend. Volgens Mc 1,4v trad hij op in de woestijn en doopte hij in de Jordaan. Jo 1,28 geeft daarvoor Betanië op en Jo 3,23 Ennon bij Salim. Omdat Herodes Antipas hem gevangen nam, zal hij inderdaad wel in diens gebied gewerkt hebben. De woestijn is in Israël vanouds het toneel van eschatologische bewegingen geweest. Zijn kleding en leefwijze (Mc 1,6; Mt 11,7-8.18) herinneren eveneens aan de woestijn. Lc 1,15 schijnt aan de gelofte van het nazireaat (Nm 6,1-8) te denken. J. werd op bevel van Herodes Antipas terechtgesteld. Over de motieven gaan de bronnen uiteen. Mc 6,17-29 e.p. ziet er een persoonlijke wraakneming in: volgens Jos. Ant. 18,1 18v was het een politieke moord.

3. De boodschap van J. is sterk eschatologisch gekleurd (Mt 3,7-12 e.p.). Hij kondigt de komst aan van een 'Sterkere', die de onboetvaardigen met vuur zal 'dopen', d.w.z. vernietigen. Dit doopsel van vuur is later in de christelijke traditie omgeduid tot het doopsel van de Geest (Mt 3,11 e.p.; vgl. Hand 1,5; 11,16; 19,1-7). Ook Jezus liet zich door hem dopen en was misschien een tijd lang zijn leerling (Mc 1,9-11e.p.). Waarschijnlijk begon het optreden van Jezus pas na de dood van J., want Herodes ziet hem als J. redivivus (Mc 6,14vv; 8,28). Van concurrentie is bij Jezus geen sprake; hij ziet J. als de grootste onder de mensen (Mt 1,11e.p.). Later vormen de L.leerlingen een eigen sekte (Hand 18,24-19,7), die vermoedelijk voortleeft in de mandeeën.


Lit. A. Oepke (ThW 1, 544). Monografieën: C. H. Kraeling (New York 1951). J. Steinmann (Paris 1955). J. Bergeaud (Tours/Paris 1961). J. Daniélou (Paris 1964). C. H. H. Scobie (London/Philadelphia 1964). R. Schütz (ATANT 50, Züricht Stuttgart 1967). W. Wink (London/New York 1968). Studies: A. S. Geyser, The Youth of John Baptist. A Deduction from the Break in the Parallel Account of the Lucan Infancy Story (NT 1, 1956, 70-75). W. H. Brownlee, John the Baptist in the New Light of Ancient Scrolls: K. Stendahl (ed.), The Scrolls and the NT (New York 1957) 33-53. J. A. T. Robinson, Elijah, John and Jesus: An Essay in Detection (NTS 4, 1957/58, 263-281). Id., The Baptism of John and the Qumran-community (HThR 50, 1957, 175-191). E. Käsemann, Die Johannesjünger in Ephesus: Exeg. Versuche und Besinnungen 12 (Tübingen 1960) 158-168. M.-E. Boismard, Les traditions johanniques concernant le Baptiste (RB 70, 1963, 5-42). H. Braun, Die Täufertaufe und die qumranischen Waschungen (Theol. Viat. 9, 1963, 1-4). L. E. Keek, John the Baptist in Christianized Gnosticism: Initiation (Stud. Hist. Rel. 10, Leiden 1965) 184-194. P. Benoit, L'Enfance de Jean Batiste selon Lc 1: Exégèse et Théologie 3 (Paris 1968) 165- 196.


Afkortingen Lijst van Namen