Zondvloed, traditionele vertaling n.a.v. Gn 6-9 van het akkadische abūbum, 'verwoestende stormvloed', speciaal die overstroming welke in het begin van de geschiedenis vrijwel de gehele mensheid vernietigde. Over de gehele wereld treft men in volksverhalen en mythen het motief van de 'zondvloed' aan. Het mesopotamische zondvloedverhaal heeft sinds zijn ontdekking in 1872 door G. Smith erg in de belangstelling gestaan vanwege de treffende overeenkomsten met het bijbelse. Het is een episode in het grote geheel van de vroegste geschiedenis van de mens: opstand van de Igigi-goden - schepping van de mens als hun plaatsvervanger - de vier rampen ter vernietiging van de mensheid (vrieskoude - hongersnood - droogte en verzilting - zondvloed), waarbij de zondvloedheld telkens wordt gespaard door de god Enki/Ea (Utanapistim) - instelling van de nieuwe biologische orde - apotheose van de zondvloedheld. De z. is echter in Mesopotamië geen oude traditie; pas ca. 1900 vC vindt men vermelding ervan in de teksten o.a. als caesuur in de 'sumerische koningslijsten'. De oudst bekende beschrijving van de vroegste geschiedenis van de mensheid en de z. is het Atrahyasis-epos (ca. 1650 vC); het sumerische 'zondvloedverhaal' (mogelijk een vertaling van het akkadisch in het sumerisch) is van iets later datum. Na de oudbabylonische periode is het zondvloedverhaal opgenomen in het Gilgames-epos (als tablet XI), daarnaast is het Atrahyasisepos ook uit latere recensies bekend.
In deze post-oudbabylonische periode heeft het zondvloedverhaal zich ook verbreid over heel het Nabije Oosten: Syrië-Ugarit (Fragment RS 22, 421), Anatolië-Hattusas (Atrahyasis-fragment KUB VIII 63) en Palestina-Jeruzalem (J-traditie in de bijbel). Ook de babylonische priester Berossus vertelt over de z. in het tweede boek van zijn Babyloniaca. Het eigenlijke zondvloedverhaal verloopt globaal als volgt:
(tussen haakjes de plaats in de verschillende versies [Atr. = Atralyasis; Sum. Z. = sumerisch z.verhaal; Gilg. = Gilgames-epos; J = Jahwist-traditie in de bijbel; P = Priestercodex-traditie in de bijbel] en de grote verschillen, die juist de totaal verschillende theologische benadering markeren):
a. De goden besluiten de z. over de mensheid te brengen (Atr. II vii-viii; Sum. Z. 135-144; Gilg. XI 14-19; J:Gn 6, 5-8: Jahweh; P:Gn 6, 9-12: God).
b. De zondvloedheld verneemt het raadsbesluit van de goden en krijgt opdracht een schip te bouwen en er allerlei levende wezens aan boord te brengen (Atr. III i 11-37; Sum. Z. 145-160; Gilg. XI 20-31; J:Gn 7, 1-5; P:Gn 6, 13-22).
c. De zondvloedheld geeft een schijnreden voor de bouw van de boot op (Atr. III i 38-50; Sum. Z. afgebroken; Gilg. XI 2-47; J: -; P: -).
d. Bouw van het schip met nauwkeurige maten; bezittingen en levende wezens worden aan boord gebracht; periode van één week (Atr. III ii 10-47; Sum. Z. afgebroken; Gilg. XI 48-95; J:Gn 7, 7, 10; P:Gn 7, 13-16a).
e. Onweer en regen breken los gedurende één week; de goden worden bang en krijgen honger (Atr. III ii 48 - iii 25; Sum. Z. 201-205; Gilg. XI 96-128; J:Gn 7, 12: 40 dagen en 40 nachten, 16b, 17b, 22, 23a, 23c; P:Gn 7, 17a; 18-21; 24: 150 dagen; het motief van de angst en de honger ontbreekt in de bijbel).
f. De storm houdt op, de boot raakt vast op een berg, er worden vogels losgelaten Atr. III iv 26-? (grotendeels afgebroken); Sum.Z.206-208; berg en vogels ontbreken; Gilg. XI 129-154: gebergte Nisjr, duif-zwaluw-raaf; J:Gn 8, 2b-3a, 6-12, 13b: raaf-duif 2x; P:Gn 8, 1-2a; 3b-5: berg Ararat).
g. De zondvloedheld offert de goden, de goden ruiken de aangename geur (Atr. II v 30-3 ; Sum. Z. 209-211 [enz.]; Gilg. XI 155-161; J:Gn 8, 20-21a; P:-).
h. Teken van de moedergodin om de z. niet te vergeten (halssnoer) (Atr.III v 37 -vi 4; Sum Z:afgebroken; Gilg. X 162-169; J: -; P:Gn 9, 8-17: boog in de wolken).
i. Woede van Enlil, Ninurta verraadt Enki/Ea; Ea
pleit voor een nieuwe biologische orde (onvruchtbare
vrouwen, kraamdemonen, kinderloze religieuzen
enz.) (Atr. III vi 5 - vii 11 [enz.]; Sum. Z. 2 1-253:
biologische orde?; Gilg. XI 170-188; J:Gn 8, 21b-22:
biologische orde; P:Gn 9, 1-7: biologische orde; het
motief van de woede van God ontbreekt in de bijbel).
Zie ook Deucalion.
Lit. Gilgames-epos: R. Campbell Thompson, The Epic of Gilgamesh
(Oxford 1930). Meest recente vertaling: W. von Soden, Das
Gilgamesch Epos (Stuttgart 1982). - J.H. Tigay, The Evolution of
the Gilgamesh Epic (Philadelphia 1982) 214-240. W.C. Lambert/
A.R. Millard, Atrahasis Oxford 1969, waarin opgenomen: M. Civil,
The Sumerian Flood Story, 138-145, 167-172). Bijbel en verdere
literatuur: C. Westermann, Genesis 1, 1 (Neukirchen 1974) 518-643.
[Krispijn]