Djeser of Djoser, naam van twee koningen van de 3e dynastie
volgens de koningslijsten van Turijn,
Abydus en
Sakkara.
Gewoonlijk wordt onder deze
naam bedoeld de Djeser (I), die als Horusnaam Netjerirchet
draagt en volgens de lijst van Turijn 18 jaar zou
geregeerd hebben (ca. 2778 vC). Hij is beroemd dank
zij de trappenpiramide die hij liet bouwen te Sakkara
met het reusachtige funeraire complex er om
heen (afb. ANEP 376; 764). Daar de ombouw van
een oorspronkelijke mastaba tot een trappenpiramide
duidelijk is, moet D. als de eerste piramidenbouwer
beschouwd worden. Zijn bouwmeester Imhotep
was ook de eerste die een architectuur van hout en
gedroogde tichels in een architectuur van kalksteen
transponeerde; vandaar de tegen muren aanleunende
pijlers en de in de wanden gehouwen schijndeuren.
Imhotep werd later als god vereerd. Doch ook de
herinnering aan D. bleef voortleven, zoals blijkt uit
de z.g. hongersnoodstèle (tekst o.a. in ANET 31v)
op het eiland Sehel (bij de eerste cataract), een
inscriptie uit de ptolemaeïsche tijd die een hongersnood
van zeven jaren vermeldt.
Hiernaast een afbeelding van Djeser uit Sakkara ca. 2680 vC 142 cm hoog.
De koning met de
Horusnaam Sechemchet, die met de aanleg begon
van de onvoltooide trappenpiramide welke Zakaria
Goneim in 1954 ontdekte, wordt thans met Djeser II
geïdentificeerd.
Lit. Posener 70. P. Barguet, La stèle de la famine (Inst.
franç. d'Archéol. or., Bibl. d'Étude
24; Le Caire 1953). J.-Ph.
Lauer, L'apport historique des récentes
découvertes du Service
des Antiquités de l'Égypte dans la nécropole memphite
(CRAIBL 1954, 368-379).
[Vergote]