Sakkara

kaartSakkara (arabisch Saqqâra) heet het voornaamste deel van de necropool van Memphis, dat, op 30 km ten zuiden van Kairo, zich met zijn piramiden en meer dan 250 mastaba's over 7 km uitstrekt. De naam herinnert misschien aan de dodengod Sokaris, beschermheer van deze necropool; volgens sommigen stamt hij van een Bedoeïenenstam die zich hier in de middeleeuwen vestigde.

piramideNoord-S. wordt beheerst door de trappenpiramide van Djeser met haar machtig gebouwencomplex, waarvan J. Ph. Lauer, na de opgravingen van C. Firth, de anastylose ondernomen heeft voor rekening van de egyptische Oudheidkundige Dienst. Ten zuidwesten ervan ligt de onvoltooide trappenpiramide van Sechemchet, die in 1954 ontdekt werd (Djeser), en tussen beide de piramide van Unas, van de 5e dynastie, de eerste die van piramideteksten voorzien is. De geplaveide weg en de overblijfselen der versierde muren van de overdekte galerij die over een afstand van 700 m de piramidetempel van Unas met de daltempel verbond en in 1937 ontdekt werd, zijn nu geheel blootgelegd. Na 1965 werd langs deze weg een reeks rotsgraven van de 5e dynastie gevonden. Ten zuiden ervan liggen de ruïnes van het sinds lang bekende S. Jeremiasklooster.

Tussen de piramide van Unas en de zuidelijke muur van het domein van Djeser dienen vooral vermeld de mastaba's van de prinses Idut, van de vizier Mehu en van koningin Nebet. Dicht bij de oostmuur van het domein van Djeser wordt de erg vervallen piramide van Userkaf (stichter van de 5e dynastie) door kleinere piramiden geflankeerd. Ten noordoosten hiervan, bij de piramide van Teti (6e dynastie), bevinden zich de begraafplaatsen van zijn hoge ambtenaren: de drievoudige mastaba van Mereruka, de mastaba van zijn vizier Kagemni en de drie mastaba's van de 'rue des tombeaux'. Ten noorden hiervan strekt zich over een grote afstand, tot op de hoogte van het dorp Abu-Sir, de koninklijke necropool van de 1e dynastie uit. Deze merkwaardig gebouwde koningsgraven werden door J. E. Quibell in 1912-1914, door C. Firth in 1931, maar in het bijzonder door W. B. Emery en Zaki Saad tussen 1936 en 1956 blootgelegd. Dezen vonden er kruikzegels, houten plaatjes en andere voorwerpen met de namen van koningen (Aha, Djer, Djet (of Wadji of Edjò gelezen), Den (of Udimu), 'A(n)djib, Kaa) en van een koningin (Merneith) van wie men reeds vroeger graven ontdekt had te Abydus. Vóór de noordfar;ade van het domein van Djeser voert een weg naar het westen, naar het Serapeum, dat op ca. 700 m afstand ligt. Hij loopt langs de mastaba van Ptahhotep en Achethotep ten zuiden, en ten noorden langs de mastaba van Ti, beide van de 5e dynastie.

In Zuid-S. liggen 10 piramiden van koningen en koninginnen, die op vier na tot de 6e dynastie behoren, alsook verschillende piramiden van de 13e dynastie. Hier hebben J. Leclant en J. Ph. Lauer in de piramiden van Pepi I en Merenre het werk voortgezet dat door J. Sainte Fare Garnot in 1951 aan de piramide van Teti in Noord-S. begonnen was en dat, behalve op het schoonmaken en versterken van het bouwwerk, gericht is op de aanwinst van nieuwe piramideteksten.


Lit. Porter/Moss 3, 83-215. Twee duidelijke kaarten, door J. Ph. Lauer, en up-to-date gegevens over S. in Égypte (Nagel. Encyclopédie de voyage, Genève z.j. (1969)). Over het werk van Emery zie Koningsgraven, Lit. J. Leclant, Les textes des Pyramides (in: Textes et langages de l'Égypte pharaonique 2. Institut français d'Archéologie orientale, Bibliothèque d'Étude 64, 2, Le Caire z.j. (1972)). [Vergote]


Kaart