Memnon-kolossen

Memnon-kolossenIn de necropool van het egyptische Thebe rijzen te midden van het akkerland twee reusachtige, 18 m hoge, zittende beelden op, die als 'de kolossen van M.' bekend zijn. Het zijn beelden van koning Amenhotep III (1408-1372), van de 18e dynastie, die vóór zijn later volledig afgebroken dodentempel stonden. Zij werden opgericht door Amenhotep, zoon van Hapu. In het jaar 27 vC deed een aardbeving de romp en de kop van de noordelijke kolos neerstorten en sindsdien bracht het beeld bij zonsopgang een geluid voort. Dit verschijnsel, veroorzaakt door het barsten van zich door de hitte uitzettende steenfragmenten, maakte de kolos beroemd en het 'zingende beeld' werd een speciale attractie voor de griekse en romeinse toeristen. Strabo was, korte tijd daarna, in het gevolg van de prefect van Egypte Aelius Gallus getuige van het wonder maar toonde zich zeer sceptisch (17 ,1,46). Onder de talrijke inscripties die de latere bezoekers op het beeld lieten beitelen is er een, uit 65 nC, die voor het eerst vermeldt: audimus Memnonem. Deze identificatie van het beeld met Memnon komt ook bij Plinius (Naturalis Historia 36,58) en daarna bij allerlei auteurs voor.

Zij berust schijnbaar hierop dat het 'zingen' van het beeld geïnterpreteerd werd als een klacht of een groet van de homerische held aan zijn moeder de Dageraad. Aanleiding tot de associatie was vermoedelijk de naam Memnonia van de necropool. Naar de opschriften te oordelen waren de bezoekers het talrijkst in de 2e eeuw nC. Onder hen bevonden zich keizer Hadrianus met zijn echtgenote, de dichteressen Balbilla en Trebulla, Septimius Severus (199 nC). Men veronderstelt dat deze laatste de gevallen stukken weer op het beeld liet plaatsen. Het gevolg was dat de kolos voortaan geen geluid meer liet horen en spoedig vergeten werd.


Lit. A. Bataille, Les Memnonia (Inst. franç. d'Archéol. or., Rech. d'Archéol., de Philol. et d'Hist. 23, Le Caire 1952). A. et E. Bernand, Les inscriptions grecques et latines du Colosse de Memnon (Inst. franç. d'Archéol. or. Bibl. d'Ét. 31; Le Caire 1960). [Vergote]


Terug naar Thebe Register