Maat is de moderne, willekeurige uitspraak (ma-at)
van m3'.t, de naam van een egyptische godin, afgebeeld
als een zittende vrouw met een struisvogelveer
op het hoofd. M. verpersoonlijkt de kosmische orde
zoals deze 'de eerste keer', d.i. op het ogenblik van
de schepping, door de oergod gevestigd werd toen hij
in het heelal de bewegingen van de hemellichamen,
o.a. van zon en maan, op de aarde de opeenvolging
van de seizoenen, met het rijzen en dalen van de
Nijl, enz. bepaalde.
Op het menselijke vlak beantwoordt
daaraan de orde in de staat en in de maatschappij,
de beoefening door het individu van waarheid
en rechtvaardigheid: de mens 'zegt m.; hij doet
m.'. Daarom draagt de vizier, de hoogste rechterlijke
macht, een beeldje van M. aan een keten om
de hals en hij voert de titel van 'priester van M.'.
Bij het dodengericht wordt het hart van de mens op
een weegschaal tegen een beeldje van M. gewogen.
De negatie van m. heet 'wanorde, leugen'. Het koptisch-bohaïrische woord mei, dat van m. afstamt, en het hiermee verwante sahidische woord me betekenen 'waarheid, gerechtigheid'.
De zonnegod Re garandeert M. in het wereldgebeuren; zij wordt derhalve zijn dochter genoemd. In het staatsleven belichaamt de koning M. In het allerheiligste van sommige tempels wordt hij afgebeeld, een beeldje van M. aan de god aanbiedend. Dit betekent o.i. dat het hoogtepunt van de dagelijkse eredienst hierin bestond dat, overeenkomstig de bekende do-ut-des-formule, M. aan de god geschonken werd opdat deze zijnerzijds de wereld en de natuur in evenwicht zou bewaren en onder de mensen vrede en recht doen heersen. Hierbij werd waarschijnlijk door de priester de hymne aan M., in het Amonsrituaal bewaard, gereciteerd.
Zelfs de ketterkoning
Amenhotep IV-Echnaton, die
het bestaan van alle goden, behalve de zonnegod
Aton Re, negeerde, bleef M. als een personificatie
van de kosmische orde erkennen.
Lit. RÄR 430-434. - De kosmische betekenis van M. werd
voor het eerst in het licht gesteld door W. B. Kristensen, Livet
fra daden (Oslo 1925; nederlandse vertaling: Het leven uit
den dood, Haarlem 1926) en door C. J. Bleeker, De betekenis
van de egyptische godin Maat (Leiden 1929). - Recente
franse vertaling van de hymne aan M. in F. Daumas, La civilisation
de l'Égypte pharaonique (Paris 1965) 351, 354. R.
Anthes, Die Maat des Echnaton von Amarna (Suppl. to
JAOS, nr. 14, 1952). - J. Vergote, Les prototypes égyptiens
des mots coptes me - mei 'vérité, justice'
(Bull. Inst. franç.d'Archéol. or., 61,
1962, 69-78). Id., De godsdienst van de
Egyptenaren (Roermond 1971).
[Vergote]