Re

tekeningRe, koptische vorm van de naam van de zon en van de egyptische zonnegod. Op grond van de middelbabylonische spellingen Ria, Rija, kan de middelegyptische vorm ri'a gereconstrueerd worden, etymologisch blijkbaar een verzamelnaam die naar de zonnestralen verwijst (vgl. arabisch rara'a 'schitteren').

Hoewel R. te 'Iwnw (On)-Heliopolis thuishoort had hij aanvankelijk geen plaats in de kosmogonie en in de enneade van deze stad (Negental). Deze plaats verwierf hij door de identificering met de oergod als Atum-R. of R.-Atum, alsook met diens gedaante Cheprer, 'hij die (vanzelf) ontstaat', anderzijds door zijn verbinding met Horus in de gedaante van Harachte, 'Horus van het Lichtland'. In dit syncretisme bewaart elke god zijn identiteit, maar toch golden deze goden tegelijk als verschijningsvormen van R. Zo vinden wij reeds in een Piramidetekst (nr. 1695) de voorstelling dat Cheprer de morgenzon is (dit geldt elders ook voor Harachte), R. de overdag zichtbare zonneschijf en Atum de ondergaande avondzon.

Volgens de kosmogonie van Sjmun-Hermupolis werd hij door de ogdoade geschapen of gebaard en is hij haar erfgenaam. Of hij kwam in deze stad uit de kelk van een lotus te voorschijn. Nog een andere kosmogonie maakt van Geb, de aarde, en Nut, de hemel, het eerste godenpaar en uit hun vereniging ontsproten R. en de andere goden. Nut verslindt iedere avond de zonnegod en 's morgens baart zij hem opnieuw.

Overdag vaart R. door de hemel in zijn zonneboot (mandjet) met zijn gevolg, waartoe de gestorven koningen behoren. De god Seth strijdt voor hem tegen zijn vijand Apophis, die aan de horizon op de loer ligt. 's Avonds stapt hij in zijn avondboot (mesektet), waarmee hij door de nachtelijke hemel vaart. Volgens een andere opvatting vaart hij 's nachts door de onderwereld, waar hij door zijn verschijnen de doden verblijdt; het is hun wens hem op deze vaart te vergezellen.

De naam van de zonnegod komt reeds voor in de 2e dynastie in de theophore koningsnaam Nebre, doch zijn cultus schijnt vooral onder de 5e dynastie een grote expansie gekend te hebben. De namen van verschillende vorsten zijn dan met die van R. samengesteld; in die tijd verschijnt er ook een nieuw element in de koningstitulatuur, dat de koning als s3 R' 'zoon van R.' kenmerkt. In een papyrus uit het Middel-Rijk, de Papyrus Westcar, wordt verhaald dat de eerste drie koningen van de 5e dynastie de kinderen waren van de vrouw van een R.-priester en van R. zelf. De oudste was hogepriester te On voordat hij koning werd. Hun vader ter ere bouwden zij hun zonnetempels te Abu Gurab.

Zoals met Atum werd de zonnegod met de meeste andere egyptische goden verbonden, bv. tot Suchos-R., Chnum-R., Montu-R. Voornamelijk Ptah en Osiris wisten aan dit syncretisme weerstand te bieden (uitspraak s.v. Amon, kok 147, wijzigen!). Van het grootste belang was zijn identificatie met Amon, vooral nadat deze de rijksgod van het Nieuwe Rijk was geworden. Amon-R. werd toen voorgesteld en bezongen als de universele god, waarvan de andere goden slechts hypostasen waren. Doch ook met deze vorm van monotheïsme kon Amenhotep IV-Echnaton geen vrede hebben. Hoewel zijn leer een betrekkelijk nauwe binding bewaarde met Heliopolis verkoos hij daarom toch voor zijn enige zonnegod de nieuwe naam Aton.


Lit. RÄR 626-630. Helck-Otto 2, 294v. Recente vertaling van Papyrus-Westcar in W. K. Simpson ed., The Literature of Ancient Egypt (New Haven 1973) vooral 22-30. Etymologie van R.: J. Vergote, Grammaire copte Ib (Louvain 1973) 116. [Vergote]


Lijst van Goden