Deze naam diende onder het Middel-Rijk om
de zonneschijf aan te duiden. Tijdens de 18e dynastie
nam het gebruik ervan toe en A. begon onder
Thutmosis IV,
maar voornamelijk onder Amenhotep
III, op een bijzondere verschijningsvorm van
de zonnegod te wijzen. Ook voor
Amenhotep IV-Echnaton
was A. nog, blijkens de A.-titulatuur, 'Re,
Heerser van het Lichtland, die juicht in het Lichtland,
in zijn naam: Re, de Vader, die gekomen is
als Aton'. Hij is dus de belichaming van de zonnegod;
de cultus en tempels die Echnaton hem wijdde
waren aan Heliopolis
ontleend. De nieuwe leer was
overigens niet méér monotheïstisch dan de vroegere
stelsels maar een monotheïsme van een andere aard.
Terwijl dit voorheen steunde op het syncretisme van
de 'enige god' met de andere goden, die tot zijn
hypostasen of zijn namen werden, werden nu de
mythen der andere goden verworpen, hun erediensten,
en vooral die van Amon, opgeheven en hun
beelden vernietigd. A. mocht alleen onder de vorm
van een zonneschijf met talrijke stralenarmen worden
afgebeeld (ANEP nr. 408-411). De beroemde
zonnehymne van el-Amarna was het handvest van
de nieuwe leer; engelse vertaling door J. A. Wilson
in ANET 369b-371a; nederlandse door A. de Buck,
Het zonnelied van Achnaton (Amsterdam 1938).
Hierin wordt een bijzondere persoonlijke verhouding
tot de god uitgedrukt, die later, in de herstelde
Amonreligie, zal blijven voortleven.
De koninklijke familie onder de stralen van Aton. Echnaton
(rechts), Nefertete en hun dochter Meritaton brengen wateroffers.
Amarna, het grote paleis, ca. 1345 vC 102 cm hoog.
Lit. RÄR 59-71.
[Vergote]