Ubastet, te oordelen naar de stadsnaam
Bubastis
een juistere weergave dan de gebruikelijke vorm
Bastet van de egyptische naam van een goddelijke
leeuwin, die vanaf de 18e dynastie de gedaante aannam
van een kat. In haar eerste vorm werd zij vereenzelvigd
met verschillende leeuwinnen, waaronder
Sechmet van Memphis en
Tefnut, lid van
de Enneade van Heliopolis.
In de Mythe van het
Zonneoog, die in demoüsche versies bewaard gebleven
is, is Tefnut de verpersoonlijking van het oog
van Re, dat zich van hem verwijderd heeft en als
een wilde leeuwin in de nubische woestijn ronddwaalt.
Haar broer Sju brengt haar naar Egypte terug
en zij verandert in een aanminnige godin, die in
triomf ontvangen wordt. De woeste leeuwin wordt
dan de lieflijke kat U., de godin van Bubastis. U.
als leeuwin is verder de moeder van Miysis, 'de
rimmige leeuw', de stadsgod van Leontopolis, waar
beeldjes van leeuwen en stèles met leeuwen gevonden
en vandaar in diverse musea terechtgekomen
zijn. In de tempel van Bubastis anderzijds wijdde
men in de Late Tijd aan U. honderden bronzen
beeldjes van katten of van een vrouw met het hoofd
van een kat om weldaden van haar te bekomen.
Nabij deze stad lagen uitgestrekte begraafplaatsen van gemummificeerde katten (Herodotus 3, 67), waar ook vanaf de 22e dynastie talrijke bronzen beeldjes bijgezet werden, zoals dit ook het geval was te Sakkara ten zuiden van het Anubis-heiligdom en bij de U.-tempel van Speos Artemidos.
Tenslotte berusten op het syncretisme van U. met
Hathor de naam van 'opper-egyptisch Bubastis' voor
Dendara en anderzijds het door Herodotus 2, 60
beschreven feest van Bubastis, waar dans, sistrumen
fluitspel, overmatig gebruik van wijn en de wulpse
houding der vrouwen aan het 'feest der dronkenschap'
te Dendara herinneren.
Lit. H. Kees (RÄR 80-82). - H. Junker, Der Auszug der Hathor-Tefnut
aus Nubien (Abhandlungen der Preussischen Akad. Wiss.,
Philologisch-historische Klasse, Berlin 1911). Id., Die Onurislegende
(Denkschriften der Akad. Wiss. Wien, Philosophisch-historische
Klasse 59, 1917). K. Sethe, Zur altägyptischen Sage vom Sonnenauge,
das in der Fremde war (Untersuchungen zur Geschichte und
Altertumskunde Ägyptens 5, 1, Leipzig 19 2). [Vergote]