![]() |
Zilveren munt van koning Adramelek van Byblus |
Reeds in het 4e millennium was B. het commerciële middelpunt van de phenicische kust, ook bekend in Mesopotamië (E. Sollberger, Byblos sous les rois d'Ur, AfO 19,1959,120vv). De Egyptenaren betrokken er hout (voor hun schepen) en koper; ze importeerden er papyrus; in die tijd was B. praktisch een egyptische stad. Het einde van het 3e millennium was een tijd van onrust en verval; B. was toen een vazal van Egypte onder eigen bestuur.
In de Amarnatijd was Rib-Addi koning van B.; in zijn brieven aan Amenhotep III en IV vroeg hij hulp tegen vreemde indringers. In de 13e (volgens anderen 11e of 10e eeuw) was Achiram koning van B.; zijn sarcofaag, in 1925 ontdekt, draagt de bekende, met phenicische letters geschreven inscriptie van (')tb'l (Ithobaäl) uit B. Bij latere opgravingen werden nog drie inscripties gevonden, misschien alfabetisch, nog niet ontcijferd, en een pseudo-hiërogliefische of pictografische inscriptie, misschien daterend van 2280. Het aantal van deze inscripties is intussen gestegen tot tien; E. Dhorme heeft getracht ze te ontcijferen. Verder is er nog gevonden een alfabetische inscriptie uit de 14e en een uit de 13e eeuw.
In de 12e eeuw begon B. de invloed
van de z.g. zeevolken
(Filistijnen) te voelen; in
de 8e eeuw werd het door de Assyriërs, in 537 door
de Perzen veroverd; in het perzische rijk vormde B.
een stadstaat en provincie van de 5e satrapie. Later
kwam B. onder seleukische, tenslotte onder romeinse heerschappij. Uit dit
B. was afkomstig Herennius Philo of Philo Byblius,
die ten tijde van keizer
Hadrianus 'Over de joden'
schreef (fragmenten bewaard bij Eusebius). Over
een hogepriester van Dionysus zie H. Seyrig (Syr
31,1954,68-73). Intussen was de economische
betekenis van de stad voornamelijk tengevolge van
roofbouw op Libanonceders en de daardoor
verminderde houtuitvoer aanmerkelijk gedaald.
De betekenis van B. als religieus middelpunt dateert
van het 3e millennium. De goden van B. werden tot
in Egypte vereerd; de Egyptenaren bouwden er op
hun beurt tempels en localiseerden in B. zelfs hun
mythen. Zo zou de kist van
Osiris, die door zijn
broer gedood was, te B. aangespoeld zijn; zijn zuster
Isis
zou hem vandaar naar Egypte overgebracht
hebben. De Isis/Adonis/Osiris-mythe wilde de wisselgang
der seizoenen verklaren; de Adonis-tempel
in B. was beroemd, vooral in romeinse tijd.
Lit. P. Montet, B. et l'Égypte. Quatre campagnes de fouilles à Gebeil 1921/24 (Paris 1928; Atlas 1929; vgl. RB 40, 1931, 276-291). M. Dunand, Fouilles de B. 1, 1926/32 (Atlas: Paris 1937; Texte: ib. 1939) 2, 1933/38 (ib. Texte 1954; Planches 1950). Id., Chronologie des plus anciennes installations de B. (RB 57, 1950, 583-603). Id., Fouilles de B. 1950/58 (vgl. W. F. Albright, BASOR 155, 1959, 31-34). Id., B., son histoire, ses ruïnes, ses légendes (Paris 1964). R. Dussaud, B. et la mention des Giblites dans l'A.T. (Syr 4, 1923, 300-315; 5, 1924, 388). E. J. Wein/R. Opificius, 7000 Jahre B. (Nürnberg 1963). S. H. Horn, B. in Ancient Records (Andrews Univ. Seminary St. 1, 1963, 52-61). [v. d. Born]