Dilbat

kaartDilbat, oude, in mesopotamische teksten genoemde stad, is geïdentificeerd als ruïneheuvel tell delem, 40 km zuidwestelijk van het oude Babel, alwaar een groot aantal teksten die D. noemen te voorschijn gekomen is bij illegale opgravingen (archeologisch onderzoek van D. heeft nog niet plaatsgevonden). Deze teksten zijn vooral uit de oudbabylonische en nieuwbabylonische perioden afkomstig.

Een literaire tekst die D. noemt onder de steden die in opstand kwamen tegen Naram-Sin van Akkad is historisch niet zonder meer te vertrouwen. De drieduizend tabletten uit de periode van Ur III, afkomstig uit 'Dilehem' en in Istanbul bewaard, komen niet van D. maar van Drehem.

De oudste zekere gegevens over D. zijn afkomstig uit de oudbabylonische tijd. Sumuabum, de eerste koning van Babylonië, bouwde in zijn 9e jaar de muur van D. Oorkonden gedateerd naar de voorgangers van Hammurabi bewijzen dat de stad een vast bestanddeel van Babylonië vormde, hoewel in ieder geval Sumulael een tijd lang de controle over D. verloor. Hammurabi beroemt zich in de proloog van zijn codex erop, het bouwland van D. vergroot te hebben. Na een grote leemte in de overlevering is er pas weer in de 9e eeuw vC iets over de stad bekend; een grenssteen bevat afschriften van een tweetal oorkonden uit de regeringen van Nabuapalidinna en van Mardukzakirsumi. De stad raakte daarna betrokken in de assyrische expansie. Tiglatpilesar III offerde er aan de goden. Sanherib zou volgens een bijschrift op een reliëf uit zijn paleis te Nineve (naar alle waarschijnlijkheid van hemzelf afkomstig) D. veroverd hebben. Zijn annalen zwijgen over deze gebeurtenis. Tijdens Assurbanipal speelde D. een rol in de strijd tegen Samassumukin. Uit de tijd van Assuretililani is een korte inscriptie bewaard over de herbouw van de hoofdtempel. Dateringen van oorkonden uit D. spelen een rol bij de reconstructie van de geschiedenis van de opkomst van de nieuwbabylonische dynastie. Daarna zijn er nog oorkonden uit D. bekend tot in de regering van Darius I. Uit later tijd ontbreken alle gegevens.


Lit. E. Unger (RLA 2, 218-225). Id., Die Topographie der Stadt D. (ArOr 3, 21-48). F. R. Krans (JCS 1, 116 noot 77). D. O. Edzard, Die zweite Zwischenzeit Babyloniens (Wiesbaden 1957) passim. W. F. Leemans (JCS 20, 48v). W. Nagel, Die neuassyrischen Reliefstile (Berlin 1967) 5 noot 24. [v. Driel]


Kaart