Elephantine

kaartElephantine, griekse naam (Ἐλεφαντίνη) van een eiland en een daarop gelegen stad aan de zuidgrens van Egypte; de moderne arabische benaming is gezîret Aswân (eiland van Aswan). De egyptische naam (3bw) betekent, naargelang het determinatief, olifant ofwel olifantstand en ivoor. Deze stad was de metropool voor de 1e opperegyptische gouw, een vesting tegen aanvallen uit het zuiden, een tolstation en een stapelplaats van de handelswaren uit Nubië, waaronder het ivoor een zeer voorname plaats innam. De gouwvorsten van E. uit het Oude en Middel-Rijk, wier graven in de hoge rotsachtige westoever van de Nijl uitgehouwen zijn, bewaakten de grens en ondernamen expedities met handelskaravanen naar Nubië en tot diep in de Sudân. Van E. hingen de steengroeven af van het gehele omliggende gebied, waar roze en zwart graniet gewonnen werd.

De meesteres van E. was aanvankelijk Satis, doch Chnum werd van gastgod tot hoofdgod, en tevens gemaal van Satis (Χνουμ-ω-νεβ-ιηβ 'Chnum de grote, heer van 3bw'). Met hen was Anukis, godin van het cataractengebied, tot een trias verbonden. Chnum was hier de bewaker van de bronnen van de Nijloverstroming, die geacht werden zich nabij E. te bevinden. In de schaarse resten van de tempel die Nectanebo II voor deze god heropgericht had trekt thans vooral de aandacht een granieten poort die door Alexander, zoon van Alexander de Grote, werd gebouwd. Met dit heiligdom was een kleinere tempel van Satis verbonden. In de nabijheid liggen stenen sarcofagen waarin mummies van rammen (het heilige dier van Chnum) bijgezet waren, alsook de ruïnen van een tempel uit het Middel-Rijk, aan Heqaïb, een vergoddelijkte gouwvorst van het einde van het Oude Rijk, gewijd. Een andere merkwaardigheid van het eiland is een antieke nilometer.

In de 5e eeuw vC, en misschien reeds sinds de 7e eeuw, bevond zich op het eiland E. een militaire joodse kolonie, die niet alleen een synagoge maar ook een Jahwe-tempel bezat. Deze werd in 411 door de egyptische priesters van de god Chnum verwoest doch later herbouwd. Van deze kolonie stammen de arameese papyri (Aramees), die tussen de jaren 1893 en 1908 door inlandse opgravers werden gevonden en waarvan er zeventien eerst in 1947 opnieuw ontdekt werden (de z.g. Brooklyn papyri).

Hoewel zij geen enkele bijbeltekst bevatten hebben zij veel bijgedragen tot het juiste begrip van de boeken Ezra en Nehemia. De duitse opgravingen van O. Rubensohn, daarna van F. Zucker, tussen de jaren 1906 en 1908, in de antieke stad, brachten enkele arameese, maar vooral zeer belangrijke griekse en ook demotische papyrusoorkonden aan het licht.

tempel van Sattet
De tempel van Sattet, gebouwd door Hatsjepsut in ca. 1460 vC.


Lit. RÄR 166. Porter/Moss 5, 224-229. Over de arameese papyri zie BW3 1103-1105; edities: A. E. Cowley, Aramaic Papyri of the Fifth Century B.C. (Oxford 1923). E. G. Kraeling, The Brooklyn Museum Aramaic Papyri (New Haven 1953). - C. H. Gordon, The Origin of the Jews of Elephantine (JNES 14, 1955, 56-58). F. Dijkema, De tempel van Elephantine en de zoogenaamde centralisatie van de eeredienst te Jerusalem (NThT 20, 1931, 321-333). A. Vincent, La religion des judéo-araméens d'Éléphantine (Paris 1937). E. G. Kraeling, New Light on the Elephantine Colony (BA 15, 1952, 50-67). H. Bardtke, Elephantine und die jüdische Gemeinde der Perserzeit (Altertum 6, 1960, 13-31). J. Körner, Das soziale und religiöse Leben in der Militärkolonie vom Elephantine (Diss. Jena 1962).
Over de griekse en egyptische papyri: O. Rubensohn, Elephantine-Papyri (Berliner griechische Urkunden, Sonderheft; Berlin 1907). W. Spiegelberg, Demotische Papyrus aus der Insel Elephantine 1 (Demotische Studien 2; Leipzig 1908). [Vergote]


Kaart