Huidige arabische naam van een landbouwstad
in Opper-Egypte, 55 km ten zuiden van Luxor
(ca. 20.000 inwoners), transcribeert de koptische
naam Snē en Esnē, die zelf teruggaat op egyptisch
(T3)-Sny. De oudere naam van de stad was 'Iwny.t.
In de hellenistische tijd werd zij Λατόπολις (Latopolis), (Strabo)
en Λάτων πόλις (Ptolemaeus) genoemd naar de nijlbaars
(lates niloticus) die er vereerd werd; zij was
toen de metropool van de 3e opper-egyptische gouw,
in plaats van El-Kab Nechbet.
De voornaamste goden van de stad waren Chnum en zijn twee echtgenoten Nbw.t en Mnh.t, een godin met leeuwenkop. In het Late Tijdperk wordt ook een goddelijke zoon, Heqa, vermeld en werd de cultus van de godin Neith van Saïs naar hier overgeplant. Als zoon van deze laatste gold in de keizertijd de sfinx Twt(w), grieks Τοτοης en Τιθοης. De Chnum-tempel uit de 18e dynastie werd onder Ptolemaeus VI geheel herbouwd en door verschillende romeinse keizers voltooid. Zijn voortreffelijk bewaarde zuilenhal is thans de voornaamste bezienswaardigheid van E. Ten noorden van de stad ligt een totaal verwoest heiligdom waar dezelfde goden vereerd werden.
E. is de geboorteplaats van Pachomius, de stichter
van het cenobitisme. Onlangs werden nabij de
stad de in de grond uitgegraven woningen van een
nederzetting van anachoreten ontdekt. Op de Peutinger kaart (foto rechts: midden links) wordt Latopolis Lato genoemd.
Lit. H. Kees (PRE 23, 971-974). Gardiner 2, 10*v; RÄR 416v;
vgl. 302. Porter/Moss 6, 110-118; 5, 165-167. S. Sauneron, Le
nouveau sphinx composite du Brooklyn Museum et le rôle du
dieu Toutou-Tithoès (JNES 19, 1960, 269-287). De uitgave
van Le temple d'Esna door S. Sauneron vormt een afzonderlijke
reeks in de Publications de l'Iinstitut Français d'Archéologie
Orientale du Caire (tot nog toe 3 delen verschenen,
1959-1963). [Vergote]