Ithaca (Ἰθάκη), bergachtig eiland behorende tot de groep van de Ionische of Westgriekse Eilanden en gelegen ten noordoosten van Cephallenia, waarvan het slechts door een 2 à 5 km brede zeestraat gescheiden is; thans Ithaki of Thiaki. Het eiland is 23 km lang, ca. 6 km breed en wordt door een diepe baai in twee ongeveer even grote helften verdeeld; de oppervlakte bedraagt ca. 100 km2, het hoogste punt is 808 m. Blijkens de opgravingen was I. vanaf de vroege bronstijd bewoond, maar van zijn geschiedenis is weinig bekend. Zijn roem ontleent het aan het feit dat het in de werken van Homerus de residentie van de held Odysseus is, die later op I. goddelijke verering genoot. Omdat bepaalde in de Odyssee vermelde details slecht bij I. leken te passen, identificeerde Wilhelm Dörpfeld het homerische I. met het verder noordelijk gelegen eiland Leucas, Goekoop met Cephallenia, anderen met Corcyra/Korfu. Deze theorieën vinden tegenwoordig nauwelijks meer aanhangers.
Bij Pilikata op de noordelijke helft van het eiland
heeft de British School van Athene in 1930 en 1931
resten van een myceense nederzetting gevonden,
waar sommigen het paleis van Odysseus willen situeren;
maar ook in Tris Langadas is een nederzetting
uit het 2e millennium vC blootgelegd (1937)
die voor de plaats van het paleis in aanmerking
komt. De haven van het huidige Vathy op de zuidelijke
helft wordt wel geïdentificeerd met de antieke
Phorcysbaai, waar Odysseus door de Phaeaken in
de nimfengrot werd neergelegd.
Lit. L. Bürchner (PRE 9, 2289-2301). Philippson/Kirsten 2, 491vv. D. Levi (EAA 4, 249v). - W. Dörpfeld, Alt-Ithaca 1-2 (München 1927). A. Shewan, Homeric Essays (Oxford 1935) 1-105. F. H. Stubbings, I. (A Companion to Homer, London 1962, 398-421). - Verslagen van de britse opgravingen in ABSA 33, 1932/1933 en volgende. [Nuchelmans]