Picenum (Πικεντίνη), gebied tussen de Apennijnen en de
Adriatische kust, van de Aesis (Esino) tot de Aternus
(Pescara), bewoond door de Picentes (Piceni,
Picentini Πικεντῖνοι) en Praetutti. P. vormde
de regio V van Augustus. Volgens de antieke historici
werd het oorspronkelijk bewoond door de
pelasgische Asili; later drongen Siculi en Liburni het
gebied binnen. P. zou zijn naam hebben gekregen
van de Sabini die, geleid door een aan Mars
gewijde specht (picus), op de Adriatische kust
terecht kwamen (ver sacrum). Het archeologische
onderzoek heeft in P. voor de periode van ca. 800
tot ca. 550 vC een geheel eigen cultuur aan het
licht gebracht, die zich duidelijk aftekent tegenover
de Villanova- en Esteculturen
(ten noorden) en de
etruskische beschaving (ten westen). Dit archeologisch
homogene gebied strekte zich uit ten noorden
van de Aesis tot bij Pisaurum (Pesaro) en ten zuiden
tot aan de Abruzzen. Contacten met Illyrië
(handel via het gebied rondom Trieste; piraten op
de Adriatische kust) waren in deze periode
frequent. Vanaf ca. 550 vC deed zich etruskische en,
via Apulië, ook griekse invloed gelden;
Ancona
bv. werd ca. 400 vC door Syracusanen gesticht.
De te Novilara (bij Pesaro) gevonden inscripties (6e
eeuw vC) brachten een nog niet geidentificeerde
taal aan het licht. Ten zuiden van Ancona vindt
men opschriften in een umbro-sabellisch dialect. De
eigenheid van de piceense cultuur is dikwijls
verklaard door illyrische herkomst van de Picentes aan
te nemen. De theorie dat dit volk afstamde van de
autochtone neolitische bevolking wordt echter stevig
geschraagd door de archeologische vondsten.
In de samnitische oorlogen stond P. aan Rome's
zijde. In 268 vC werd het gebied onderworpen aan
het romeinse gezag en een deel van de bevolking
overgeplant naar de Golf van Salerno. De romeinse
bondgenotenoorlog
(91-89 vC) ving aan in P.
Onder Augustus telde de regio V 23 steden,
waaronder 4 coloniae (Ancona,
Firmum, Asculum en
Hadria). In de keizertijd stond dit vruchtbare gebied
bekend om zijn productie van olie, wijn en fruit.
Lit. W. Brandenstein (PRE 39, 1186-1197). S. Puglisi (EAA 6, 154-156). H. Nissen, Italische Landeskunde 2 (Berlin 1902 = Amsterdam 1967) 411-432. - D. Randall-MacIver, The Iron Age in Italy (Oxford 1927) 105-148. J. Whatmough, The Foundations of Roman Jtaly (London 1937) 239-260. I Piceni e la Civiltà Etrusco-Italica (Studi Etruschi, Suppl. 26, Florence 1959). [Verhaeghe-Pikhaus]