Ancona (Ἀγκών), ook thans nog zo geheten stad in het noorden van de
landstreek Picenum,
langs een baai die aan een elleboog (agkoon) doet denken,
de enige goede natuurlijke haven aan de oostkust van Midden-Italië.
De stad werd op de plaats van een zeer oude nederzetting door syracusaanse
vluchtelingen in het begin van de 4e eeuw vC gesticht, maar kwam ca. 270
vC met de rest van Picenum onder romeins gezag. Ancona diende als vlootbasis
in de oorlogen tegen de Illyriërs;
Cinna
verzamelde er in 84 vC zijn expeditieleger tegen
Sulla,
Julius Caesar nam de stad in
onmiddellijk na het oversteken van de Rubico.
In de 1e eeuw vC ontwikkelde
Ancona zich tot een belangrijke haven voor het militaire en handelsverkeer
met IIlyrië en Dalmatië, later met Dacië.
Keizer Traianus
liet een nieuwe grote haven aanleggen, die beschermd werd door een 300
m lange kunstmatige dam; aan zijn werk herinnert nog een in 115 nC opgerichte
triomfboog dicht bij de haven. Opgravingen hebben resten aan het licht
gebracht van onder meer de Venustempel, havenmagazijnen, een groot amfitheater
(111 x 97 m) en de necropolen.
Lit. C. Hülsen (PRE 1, 2114v). G. Annibaldi (EAA 1, 254v.). M. Moretti,
Ancona (Rome 1945). N. Alfieri, Ancona nel l'antichità (in Burattini/Traglia,
Guida generale delle Marche, Ancona 1952). [Nuchelmans]