Sabijnen (latijn Sabini), middenitalische volksstam die van de 8e (?) tot de 3e eeuw vC ten noordoosten van Rome woonde in het bergland tussen Anio, Tiber en Nar. Hun voornaamste nederzettingen waren in het oosten Reate, Amiternum en Nursia, in het westen Cures, Numentum en Fidenae. Over de herkomst van de S. is niets met zekerheid bekend; hun taal, waarvan we uiterst weinig met zekerheid weten, was vermoedelijk verwant met het oskisch en wordt door velen tot de z.g. sabellische dialecten gerekend (Sabelli). Volgens de romeinse traditie zou een deel van de S. oudtijds op de Quirinalisheuvel in Rome hebben gewoond. De sage verhaalt dat Romulus en de zijnen, daar de door hen gestichte stad een tekort aan vrouwen had, hun toevlucht namen tot een list, de z.g. sabijnse maagdenroof: ze nodigden de naburige S. uit op het Consualia-feest, overvielen en verjoegen de gasten en behielden hun huwbare dochters. Dezen zouden, toen de sabijnse koning Titus Tatius vervolgens tegen de Romeinen optrok, bemiddeld en een oorlog voorkomen hebben: de beide nederzettingen sloten vrede, smolten samen en Romulus deelde met Titus Tatius tot diens dood het koningschap. Hoewel de meeste historici aan dit verhaal geen enkeie historische waarde toekennen, is zeker dat de Romeinen in godsdienstig en staatkundig opzicht een sterke invloed van de S. ondergaan hebben en dat er van oudsher sabijnse elementen deel hebben uitgemaakt van de bevolking van Rome. De naam Quirites voor de burgers van Rome is zo goed als zeker sabijns, evenals de herkomst van enkele der oudste romeinse gentes, de Claudii, de Fabii en de Aurelii; ook in de romeinse godsdienst zijn gebruiken en instellingen aan te wijzen waarvan de oorsprong gezocht moet worden bij de S., die als zeer godsdienstig golden: Quirinus, Salii.
Vast staat ook dat de S. de Romeinen in de eerste
helft van de 5e eeuw vC veel last bezorgd hebben,
totdat hun in 449 een zware nederlaag werd toegebracht.
Dan horen we lange tijd niets van de S. In
290 vC veroverde om een onbekende aanleiding de
romeinse consul
Manius Curtius Dentatus) hun
gebied en confiskeerde een groot gedeelte ervan. De
bewoners werden cives sine suffragio. Nadat ze in
268 vC het volledige burgerrecht hadben verkregen,
werden ze ingedeeld bij de
tribus Quirina en snel
geromaniseerd; sindsdien kan van S. ais volksstam
niet meer gesproken worden.
Lit. H. Philipp (PRE 1A, 1570-1584). - E. C. Evans, The Cults of the Sabine Territory (Rome 1939). M. G. Bruno, I Sabini e la loro lingua (Rendiconti del Istituto Lombardo di Scienze e Lettere 95, 1961, 501-541; 96, 1962, 413-442, 565-640). E. T. Salmon, Samnium and the Samnites (Cambridge 1967) 28-49. J. Poucet, Recherches sur la Légende sabine des origines de Rome (Louvain/Kinshasa 1967). Id., Les Sabins aux origines de Rome; legende ou histoire? (Les Études Classiques 39, 1971, 129-151, 293-310). Id., Les Sabins aux origines de Rome. Orientations et problemes (in: H. Temporini ed., Aufstieg und Niedergang der römischen Welt 1, 1, Berlin/New York 1972, 48-135). [Nuchelmans]