Tarquinii (etruskisch Tarch(u)na, gr. Ταρκυνία), etruskische stad,
ca. 100 km ten noorden van Rome gelegen, een der
belangrijkste centra van de etruskische stedenbond,
de dodekapolis. T. lag 5 km van
de zee, waar Gravisca(e) als havenstad fungeerde.
Reeds in de vroege ijzertijd bewoonden dragers van
de Villanova-cultuur het gebied. Nieuwe bevolkingsgroepen
immigreerden waarschijnlijk vanuit
het oosten.
Veel romeinse gebruiken (sella curulis, fasces, lictores) waren afkomstig uit T., waar ook de laatste koningen van Rome vandaan kwamen Tarquinius). Kort nadat de romeinse republiek was gesticht, kwam zij al in conflict met T. In 397 vC steunde het Veii tegen Rome. Na een bittere strijd (358-351 vC) sloot T. een veertig jaar durende vrede. In 311 vC raakte het opnieuw in oorlog, doch moest kort daarna opnieuw vrede sluiten. Na de pacificatie van het gebied in 281 vC werd bij Castrum Novum een colonia gesticht.
Het stadsgebied, dat op een plateau, de Piano della
Cività, ligt, was omgeven door een 8 km lange stadsmuur,
waarvan het tracé bekend is. Binnen deze
stadsmuur is vooral het podium (77 x 35,5 m) van
een tempel, de z.g. Ara della Regina, blootgelegd (5 km ten oostnoordoosten van het huidige Tarquinia).
Ten zuidoosten van de middeleeuwse stad, het
tegenwoordige, 3 km ten westen van het antieke T.
gelegen Tarquinia, is vooral in de jaren 1956-1971
de langgerekte Monterozzi-heuvel onderzocht.
Daarbij is een groot aantal (ca. 5700) in de rots
uitgehouwen grafkamers, daterend uit de 6e tot le
eeuw vC, ontdekt. Een klein gedeelte hiervan, ca.
160, is beschilderd en geeft een goed beeld van de
etruskische wandschilderkunst.
Lit. H. Philipp (PRE 4A, 2343-2348). M. Pallottino/G. Colonna EAA 7, 619-623; Suppl. 1970, 766-769)- M. Moretti, Tarquinia Novara 1974). Id./L. von Matt, Etruskische Malerei in Tarquinia (Köln 1974). M. Torelli, Elogia Tarquiniensia (Florence 1975). M. SprengerlG. BartolonilM. HirmerlA. Hirmer, Die Etrusker (München 1977). A. Comella, Il materiale votivo tardo di Gravisca (Rome 1978). M. Torelli, Etruria (Rome/Bari 1980) 124-162. St. Steingraber, Etrurien (München 1981) 369-401. [J. A. de Waele]