Tureng Tepe, ruïnenveld van 600 x 700 x 40 m, dat
gelegen is rond een meer 18 km ten noordoosten van
Asterabad bij de zuidoostpunt van de Kaspische
Zee. Na toevalsvondsten van albasten vrouwenbeeldjes
en gouden trompetten en tuitkommen in de
19e eeuw en na een korte amerikaanse expeditie in
1931, die fraaie vrouwenbeeldjes van klei opleverde,
volgde een franse opgravin van 1960 tot 1975. De
kleinste van de twee heuvels die uit het ruïnenveld
opsteken, bevatte een gebouw uit planoconvexe
kleitichels en veel graven met aardewerk van het
Hissar IIIB- en IIIC-type. De grootste heuvel bleek
hoofdzakelijk te bestaan uit een getrapt terras van
baksteen, dat 80 m breed en 13 m hoog is. Van de
witgevoegde onderbouw, waartegen een groot gebouw
leunt, leidt een hellende opgang door een
reeks vertrekken naar de volgende verdieping, die
roodgepleisterd is. Aardewerken tuitkommen en albasten
tafelpoten duiden op gelijktijdigheid met
Hissar IIIC, terwijl een C 14-proef de datum van
2050 ± 110 vC opleverde. De opgraver vergeleek dit
bouwwerk met de ziqqurrats van Ur, Mundigak
in Afghanistan en Altyndepe in Turkmenië. In de
tijd van het medische en het perzische rijk werden
hierop opslagruimten langs de binnenkant van een
ronde verdedigingsmuur aangelegd. In de tijd van
de Sassaniden volgde een fort met ronde torens en
twee door schiet aten verlichte verdiepingen. Na de
komst van de Islam tenslotte werd er een kruisvormige
tempel voor het heilige vuur van de aanhangers
van Zarathustra opgetrokken.
Lit. M. I. Rostovtzeff, The Sumerian Treasure of Asterabad (Journal
of Egyptian Archaeology 6, 1920, 4-27). F. R. Wulsin, Excavations
at T. T. near Asterabad (Bulletin of the American Institute of
Persian Art and Archaeology Suppl. 2, New York 1932). J. Deshayes,
T. T. (Iran 12, 1974, 224-228; 14, 1976, 169-171). Id., Les
fouilles récentes de T. T. (Comptes rendus de l'Académie des Inscriptions
et Belles-Lettres 1975, 522-530). [van Loon]