Moschus (Μόσχος) van Syracuse, hellenistische dichter uit het midden van de 2e eeuw vC, leerling van Aristarchus van Sarnothrace. Van Moschus' bucolische poëzie, geschreven in een sterk dorisch gekleurd idioom, zijn vier korte specimina (fragmenten?) bewaard gebleven, o.a. een Ἔρως δραπέτης (Eros ontsnapt), waarin Aphrodite een signalement van haar zoontje geeft, naar het model dat bij weggelopen slaven gebruikelijk was. Voorts bezitten we van M. een epyllion Εὐρώπη, dat in 166 dactylische hexameters op charmante wijze de ontvoering verhaalt van de phenicische prinses Europa door Zeus in de gedaante van een stier; het gedicht begint naar hellenistische trant met een droom van het meisje en bevat een digressie van 25 regels die uitvoerig haar fraaie bloemenkorf beschrijft. De poëzie van M. is ongecompliceerd, hier en daar echt boeiend, maar dikwijls te zoetelijk; een groot dichter is hij niet.
Ten onrechte staan op zijn naam een Μεγάρα, een
dialoog in 125 hexameters tussen de moeder en de
vrouw (Megara) van Heracles, en een Ἐπιτάφιος Βίωνος (Grafschrift voor Bion; 126 hexameters).
Lit. Beste uitgave: A. S. Gow, Bucolici Graeci (Oxford 1952).
Met duitse vertaling en commentaar: W. Bühler, Die Europa
des Moschos (Hermes, Einzelschrift 13, Wiesbaden 1960). Th.
Breitenstein, Recherches sur le poème Mégara (Kopenhagen
1966).
[Nuchelmans]