Sophron (Σώφρων) van Syracuse (5e eeuw vC),
griekse dichter van mimen (mimus), die hij wellicht
als eerste - tot een literair niveau verhief.
Hij gaf in ritmisch proza en dorisch dialect taferelen
uit het dagelijks leven weer, die op grond van
de uitgebeelde personen onderscheiden werden in
mannelijke en vrouwelijke mimen. Tot de eerste
categorie behoorden o.a. Θυννοθήρας (De tonijnvisser),
Ἄγγελος (De bode) en
Ὠλιεὺς τὸν ἀγροιώταν
(De visser tot de boer), tot de tweede o.a.
Ἀκέστριαι (De naaisters),
Ταὶ θάμεναι τὰ Ἴσθμια
(De toeschouwsters bij de isthmische spelen),
Πενθερά (De schoonmoeder) en
Ταὶ γυναῖκες αἱ τὰν θεόν φαντι ἐξελᾶν (De vrouwen die beweren
de godin - d.w.z. Hecate - te zullen verdrijven). Van
laatstgenoemd werkje zijn in 1933 op papyrus een
twintigtal regels teruggevonden, voor het overige
bezitten we van S. slechts ca. 170 korte fragmenten,
hoofdzakelijk citaten in lexicografische geschriften
ter illustratie van het dorische dialect. De
wijsgeer Plato was een groot bewonderaar van S.s
mimen; hij bracht diens werken mee naar Athene
en ontleende er ideeën voor zijn dialogen aan. Er
zijn ook aanwijzingen dat S.s stadgenoot
Theocritus
en de mimiambendichter Herodas in het werk
van S. inspiratie hebben gevonden.
Lit. Uitgaven in G. Kaibel, Comicorum Graecorum Fragmenta
1,1 (Berlin 1899 = ²1958 mit Nachträgen von K. Latte
= ³1975) 152-181. A. Olivieri, Frammenti della Commedia
Greca e del Mimo nella Sicilia e nella Magna Grecia 3.
Frammenti del mimo Siciliano² (Napels 1947) 59-143.
G. Vitelli ed., Papiri greci e latini 11, n. 1214a (Pubblicazioni
della Società Italiana per la ricerca dei papiri,
Florence 1935). - A. Koerte (PRE 3A, 1100-1103). M.
Pinto Colombo, Il mimo di Sofrone e di Senarco
(Florence 1934). P. Chantraine. Un nouveau fragment de
S. (Revue de Philologie, ser. III, 9, 1935, 22-32).
[Nuchelmans]