Nimbus

Nimbus ('wolk'), in de beeldende kunst terminus technicus voor de cirkelvormige lichtschijf of gestileerde vlammenkrans rond het hoofd van goden, heiden, keizers en heiligen. In de griekse en etruskische kunst komt de n., die aansluit bij oudere mediterrane uitbeeldingen van de solaire stralenkrans, voor bij lichtgoden, de Romeinen tooiden er vanaf de 1e eeuw vC alle goden mee (fresco's te Pompeji, noordafrikaanse mozaieken, reliëfs in Palmyra enz.). Als merkteken van goddelijk wezen en hoogste gezag breidde de n. zich in de keizertijd uit tot de voorstellingen van heroën, allegorieën, keizers (op munten van Vespasianus tot Constantijn) en andere gezagsdragers. In de 4e eeuw nC werd hij overgedragen op de afbeeldingen van Christus (vanaf ca. 400 eventueel met kruis of XP-monogram), vandaar op die van engelen en heiligen. Van de n. in strikte zin moeten onderscheiden worden de amandelvormige mandorla en de vierkante tabula circa verticem.


Op deze munt uit 130 nC staat links Hadrianus, rechts Helios met een nimbus.


Lit. H. Leclercq (DAL 12, 1272-1312). K. Keyssner (PRE 17, 591-624). M. Collinet-Guérin (EAA 5, 493-497). - Id., Histoire du nimbe des origines aux temps modernes (Paris 1961). [Sanders]