Anaximander (Ἀναξίμανδρος) van
Milete (ca. 610-ca.
546), zoon van Praxiades, ionische natuurfilosoof
en astronoom, tijdgenoot en vriend van
Thales
van Milete. Hij was de (eerste?) auteur van een
wijsgerig tractaat, dat waarschijnlijk Περὶ φύσιος
(De natuur) getiteld was en waarvan ons slechts één
fragmentje rest. Onze kennis van A.s denkbeelden
berust op berichten bij Aristoteles,
Aëtius, Plutarchus,
Simplicius en Hippolytus. A. beschouwde als
oerstof en beginsel van alle dingen τὸ ἄπειρον (het
onbegrensd-onbepaalde), een onwaarneembare, bezielde
substantie, die in alles aanwezig is, maar geen
enkele eigenschap van de ons bekende dingen bezit:
het is onbepaald naar kwantiteit en kwaliteit, bevat
alle mogelijkheden, is ongeworden en onvergankelijk,
en omvat en bestuurt alles. Het staat tegenover
de waarneembare wereld, die onderworpen is aan
ruimtelijke begrenzing, worden en vergaan; wat uit
het ἄπειρον ontstaat moet noodzakelijkerwijze tot
het ἄπειρον terugkeren. Uit het ἄπειρον ontstonden
volgens A. door een ἔκκρισις ('uitscheiding') de tegenstellingen
warm en koud, nat en droog, die
elkaar onrecht aandoen en daarvoor met onderlinge
compensatie moeten boeten. Het koude differentieerde
zich tot aarde, water en lucht, waaromheen
het warme zich legde als een vurige sfeer, die barstte
en zich verdeelde in met vuur gevulde ringen, de
hemellichamen. Zo zijn vele werelden tot stand gekomen.
A. was de eerste die zich de aarde niet als een platte
schijf voorstelde, maar als een trommel, die vrij en
onbewogen in het midden van een bolvormig heelal
zweeft, omgeven door de hemellichamen. Hij zou
ook een wereldkaart vervaardigd hebben en de zonnewijzer
als astronomisch instrument hebben toegepast.
Lit. Testimonia en fragment bij H. Diels/W. Kranz, Die Fragmente
der Vorsokratiker 1 (Berlin 1934) 81-90. - U. Hölscher,
Anaximander und die Anfänge der Philosophie (Hermes 81,
1953, 257-277; 385-418). Ch. H. Kahn, Anaximander and the
Origins of Greek Cosmology (1960). P. Seligman, The apeiron
of Anaximander (London 1962). H. Fränkel, Dichtung und
Philosophie des frühen Griechentums² (München 1962) 300-306.
[Nuchelmans]