Gorgo


vaas
Boven: Perseus onthoofdt Medusa;
onder: de zusters Euryale en Stheno zitten Perseus na.
Nessos-amfoor 620 vC.
Gorgo (Γοργώ, Γοργών, Γοργόνη), spookgestalte uit de griekse demonologie, in de mythologie verbijzonderd tot drie vrouwelijke figuren, de Gorgonen (Γοργόνες), Stheno (Σθενώ), Euryale (Εὐρυάλη) en de sterfelijke Medusa (Μέδουσα), geboren uit de zeegoden Phorcys en Ceto en wonend in het uiterste Westen. Met het enkelvoud G. wordt in literaire teksten dikwijls Medusa bedoeld. De Gorgonen droegen slangen als haar, waren soms gevleugeld, hadden vreselijke slagtanden, een uitgestoken tong en vooral - het eerst bij Pindarus en Aeschylus - een blik die de beschouwer versteende.

Volgens de sage werd Medusa door Perseus onthoofd, waarbij uit haar bloed Chrysaor en Pegasus ontstonden, verwekt door haar gemeenschap met Poseidon. Perseus schonk het hoofd aan de godin Athene, die het voortaan op haar aegis droeg (γοργόνειον).

Dit schrikmasker is als afweermagie reeds op schilden bij Homerus bekend en werd, met oosterse (?) inslag, vanaf ca. 700 vC ook plastisch voorgesteld. Ca. 650 vC ontstond de uitbeelding van G. in volle gestalte (oudste voorbeelden op een sierplaat van de archaïsche Athene-tempel te Syracuse in het Museo Nazionale aldaar, en op een boeotische pithos in het Louvre). Het maskertype bleef echter bestaan; in de 5e eeuw werd het minder gruwelijk, in de 4e eeuw vC ontwikkelde het zich tot een menselijker gelaat (bv. de z.g. Medusa Rondanini in de Münchener Antikensammlung), dat sindsdien veelvuldig als decoratief en apotropaeïsch element werd toegepast op tempels, gemmen, muurschilderingen enz. Dit hellenistische type werd door de Romeinen overgenomen.

De moderne exegese ziet in het γοργόνειον een uiting van primitieve angst voor het monsterdier of voor bepaalde meteorologische verschijnselen.

Lit. Hesiodus, Theogonie 270-283; Aspis 216-237. - W. Roscher/A. Furtwängler (Roscher 1, 1695-1727). K. Ziegler (PRE 7, 1630-1655). A. Giuliano (EAA 3, 982- 986). - Kaiser Wilhelm II, Studien zur G. (Berlin 1936). H. Besig, G. und Gorgoneion in der archaischen griechischen Kunst (Diss. Berlin 1937). T. Howe, The Origin and Function of the Gorgon Head (AJA 58, 1954, 209-221). E. Buschor, Medusa Rondanini (Stuttgart 1958). G. Riccioni, Origine e sviluppo de! Gorgoneion e de! mito della Gorgone-Medusa nell' arte greca (Riv. Ist. Naz. di Arch. 9, 1960, 127-206). B. Goldman, The Asiatic Ancestry of the Greek Gorgon (Berytus 14, 1961, 1-23). [Sanders]


mythen