Oceanus
 |
Oceanus uit Ephese, 2e eeuw nC
Istanbul, Archeol.Mus. |
Oceanus (Ὠκεανός) noemden de Grieken het grote
water dat de aarde omgaf. Aanvankelijk, tot in de
7e eeuw vC, stelden
ze zich de O. voor als een rivier,
later als een de aarde omgevende zee. Deze verandering
van voorstelling hing samen met de
ontdekkingsreizen
van de 8e en 7e eeuw vC; ze vond haar
uitdrukking in
Thales'
stelling dat de als een
schijf gedachte aarde door het water gedragen werd;
grote rivieren als de Nijl en de Tanais
(Don)
hadden in deze opvatting hun oorsprong in de O.
Sinds vanaf de 5e eeuw vC de bolvorm van de aarde
bekend werd, nam men
- overigens met velerlei
varianten ten aanzien van details - aan hetzij dat de
aarde een groot eiland was in de O., die het
gehele
oppervlak van de aardbol bedekte, hetzij dat de O.
de vorm had van twee brede elkaar loodrecht snijdende
waterbanen,
waarvan de ene de evenaar bedekte,
de andere door de polen ging, en die aldus
vier grote continenten vormden.
In de griekse mythologie gold O. sinds Hesiodus'
Theogonie als een zoon van
Uranus en
Gaia. Hij
was de oudste van de Titanen en huwde zijn
zuster Tethys. Deze schonk hem 3000 zonen, de
Potamoi (riviergoden), en 3000 dochters, de Oceaniden
(zee- en riviernimfen). Van de Potamoi noemt
Hesiodus 25, van de Oceaniden 41 namen. Uit de
strijd van de Titanen
tegen Zeus
trok O. zich bijtijds
terug, zodat hij zijn rijk mocht behouden. Op de
z.g. François-krater is O. afgebeeld als wagenmenner
- met de kop van een stier - in de bruiloftstoet
der goden; in de keizertijd werd hij, vooral op sarkofagen,
graag voorgesteld als een liggende figuur
met ontbloot bovenlichaam en kreeftescharen in zijn
lange haren.
Lit. F. Gisinger/H. Herter (PRE 17, 2308-2361). P.
Weizsäcker (Roscher 3, 809-820). H. Sichtermann (EAA 5,
619-621). [Nuchelmans]