Enmerkar

Enmerkar, volgens de koningslijst de tweede vorst van de Uruk-dynastie (de tweede dynastie na de zondvloed), waarvan Gilgames de vijfde koning was. Hij regeerde volgens deze traditie 420 jaar als vorst van Uruk en Kullab, en werd opgevolgd door Lugalbanda.

Van hem wordt gezegd: 'hij die Uruk bouwde'. Evenals Gilgames en zijn opvolger speelt hij een belangrijke rol in de sumerische epiek, en behoort hij tot wat wel is genoemd het heroïsche tijdperk, waarmee echter zijn historiciteit niet uitgesloten is. Hij moet gedateerd worden in de periode Vroeg-Dynastiek II. Hij speelt een grote rol in vier epische composities:

1. 'E. en de heer van Aratta' een vrij compleet bewaarde tekst van ca. 600 regels. Hierin wordt verhaald hoe E. van de vorst van Aratta, een stad in het noord(oost)en van Iran, goud, zilver, lazuursteen en kostbare stenen vraagt voor tempelbouw. Na een gecompliceerd spel van intimidatie, weigering, tegeneisen en bodenverkeer - waarbij de vraag wie van beiden op de steun van de godin Inanna mag rekenen een grote rol speelt - bereikt E. uiteindelijk zijn doel.

2. 'E. en Ensukusssiranna van Aratta'. E. vraagt zijn tegenstander zich aan hem te onderwerpen en de godin Inanna naar Uruk te brengen. Na een mislukte poging van een bezweerder Uruk te overmeesteren capituleert de vorst van Aratta.

3. 'Lugalbanda en E.', een compositie van ca. 400 regels. E., in Uruk belegerd door de Martu-bedoeïenen, vraagt via Lugalbanda de hulp van Inanna, die deze geeft in de vorm van een aantal merkwaardige rituele of magische opdrachten. Dit heeft resultaat. De compositie eindigt met een lofrede op Aratta, dat metaalbewerkers en steenhouwers levert.

4. 'Lugalbanda en de berg Hurrum' een fragmentarisch bewaarde tekst, die beschrijft hoe E. met zijn leger, met hulp van Lugalbanda, optrekt om Aratta te veroveren. Lugalbanda wordt onderweg doodziek achtergelaten, maar herstelt en trekt alleen voort. Hier breekt de tekst af.

Het opmerkelijke van deze teksten is dat ze alle de commerciële en militaire contacten met de iraanse(?) stad Aratta tot onderwerp hebben, een stad die naar sumerisch patroon wordt bestuurd en waar de goden Inanna en Dumuzi worden vereerd. De machtsstrijd om de gunst en het 'bezit' van Inanna is voorts een belangrijke factor, die ook wordt weerspiegeld in een traditie, die weet te verhalen van een wijze (apkallu), die ten tijde van E. 'Inanna uit de hemel deed neerdalen en wonen in Eanna (haar tempel te Uruk)'. De betekenis van een en ander is nog niet duidelijk. Zeer recent heeft men verband gezocht met het feit dat de belangrijke handel in lazuursteen met Iran/Afghanistan na een onderbreking van ca. 200 jaar juist tegen het einde van de periode Vroeg-Dynastiek II weer op gang kwam, een gebeurtenis die in het eerste epos zijn weerklank kan hebben gevonden. Opmerkelijk is dat in deze tekst (naar aanleiding van het feit dat E. zijn bode een geschreven instructie voor Aratta meegeeft) gezegd wordt dat E. de eerste was die op klei schreef.


Lit. Th. Jacobsen, The Sumerian Kinglist (Chicago 1939, 86v). S. N. Kramer, Enmerkar and the Lord of Aratta (Philadelphia 1952). C. J. Gadd, The Cities of Babylonia (CAH2, Cambridge 1962, Vol. 1, ch. 13). S. N. Kramer, The Sumerians (Chicago, 1963) p. 185 en 267-276. G. Herrmann Lapislazuli: the Early Phases of its Trade (Iraq 30, 1968, 38v). [Veenhof]


Lijst van Koningen Lijst van Namen