Nisaba, sumerische godin van grasachtige gewassen
(gras, graan, riet), een der 'oude godinnen', die
met name vereerd werd in
Umma (waar zij als de
god van Lugalzaggesi geldt) en in Ereš aan de
Eufraat. Als graangodin heeft men haar willen
identificeren met een op een vaas uit
Lagas afgebeelde
zittende godin, uit wier tiara korenaren en
uit wier schouders planten komen (de identificatie
is overigens onzeker). Haar functie als graangodin
blijkt o.a. uit de babylonische fabel 'N. en de tarwe',
en uit het feit dat haar naam als een literair woord
voor 'graan' wordt gebruikt. In oudere tijden is zij
vooral bekend als godin van schrijfkunst, wetenschap
en wijsheid (via haar associatie met het riet,
waaruit de stylus werd gesneden?). Literaire beschrijvingen
van N., terwijl ze de stylus hanteert
en het tablet beschrijft of leest, komen vaak voor
(o.a. reeds in Gudea's tempelbouwhymne). Zij geldt
(met haar gemaal Haja) als patrones van de school,
en veel composities uit de school eindigen met de
woorden 'N., prijs!' (N. zà.mí). Ze geldt afwisselend
als dochter van An, Enlil en Uraš. Er is een sumerische
hymne op haar bewaard, en haar tempel in
Eres wordt bezongen in de cyclus van tempelhymnen
(nr. 42).
Lit. E. Dhorme, Les religions de Babylonie et d'Assyrie (Paris
1949) 121v, 136. W. G. Lambert, Babylonian Wisdom Literature
(Qxford 1960) 168-175. D. O. Edzard (WMI 115v1.
A. Fa1kenstein/W. von Soden, Sumerische und akkadische
Hymnen und Gebete (Zürich 1953) sumerisch gedeelte nr. 6.
A. Sjöberg/E.Bergman, The Collection of Sumerian Temple
Hymns (Locust Valley 1969) nr. 42.
[Veenhof]