Telebinus, Telipinus of Telipunas, naam van een anatolische, uit het hattische pantheon naar dat van de Hethieten overgegane vegetatiegod, van een belangrijke koning uit de oud-hethitische tijd en van een zoon van de nieuw-hethitische koning Suppiluliumas I.
(1) Telebinus, vooral bekend uit de in verschillende versies bekende mythe van de verdwenen vegetatiegod, is in de hattische conceptie een zoon van de stormgod (in het hattisch Taru; Tarhun(d)as) en gehuwd met Hatebinu. In een mythologische tekst wordt zijn werkzaamheid als volgt omschreven: 'hij breekt (de grond), hij ploegt, hij irrigeert en zuivert het graan van stenen in de voren'. In de mythen die zijn verdwijnen beschrijven wordt T. vertoornd, trekt zich vervolgens uit de gemeenschap van de goden terug en veroorzaakt zo een hongersnood, omdat heel het natuurlijk gebeuren wordt lamgelegd. De in details verschillende versies van de mythe, die het verdwijnen van T., de speurtocht naar de gemiste god, het succes in dit opzicht van de onaanzienlijke bij, nadat anderen faalden, en zijn uiteindelijke verzoening schilderen, zijn ingebed in een ritueel. Het zijn dus voorbeelden van magisch functionerende mythen, zoals dit in het algemeen geldt voor de aan hattische goden gebonden mythen van de z.g. 'anatolische laag' in het hethitische mythologische corpus.
Toch vertoont T. ook wezenstrekken die hem dicht
bij zijn vader, de hattische stormgod, brengen. Zo
beschikt hij blijkens de hier genoemde mythen over
donder en bliksem en wordt een sterk gelijkende
mythe, die blijkbaar op tal van goden toepasbaar is,
ook over de stormgod verhaald. Het is daarom de
vraag of er een sterk verband met het seizoengebeuren
mag worden gelegd. In godsdiensthistorisch opzicht
is het in het bredere verband van vergelijkbare
mythen elders van belang dat de hoofdpersoon uit
de mythe niet 'sterft' en 'herleeft', maar 'weggaat'
en 'teruggevonden wordt'.
Lit. E. von Schuler (Haussig, Wörterbuch der Mythologie 1, Stuttgart
1965, 201v). - H. Otten, Die Uberlieferungen des Telipinu-Mythus
(Leipzig 1942). H. Güterbock, Gedanken über das Wesen des
Gottes Telipinu (Festschrift J. Friedrich, Heidelberg 1959, 207-211).
O.R. Gurney, Some Aspects of Hittite Religion (Oxford 1977).
(2) Telebinus, hethitische koning uit de laatste fase van het oud-hethitische koninkrijk (ca. 1525 vC), wiens naam aan een vier- of vijftal teksten verbonden is. De belangrijkste hiervan zijn het tweetalige, in hethitisch (vrijwel compleet) en akkadisch (zeer fragmentair) overgeleverde 'Edict van T.' (E. Laroche, Catalogue des Textes Hittites², nr. 19), de hethitische tekst die zijn campagne tegen Lahhas van Lawazzantiya (in Kizzuwatna) beschrijft (E. Laroche, Catalogue des Textes Hittites², nr. 20), en het slechts in akkadische en hethitische brokstukken overgeleverde verdrag tussen T. en Isputahsus van Kizzuwatna (E. Laroche, Catalogue des Textes Hittites², nr. 21).
De lange proloog van dit edict is de enige bewaard gebleven bron voor het totaal van de oud-hethitische geschiedenis tot aan de tijd van T. zelf. Het hoofddoel van de proloog is erin gelegen om te beargumenteren dat er vaste regels voor de troonopvolging moesten komen, zoals deze in dit edict worden vastgesteld, om verder bloedvergieten binnen de koninklijke familie te verhinderen. De troonopvolging door T. zelf - als 'inhuwende schoonzoon' - is in overeenstemming met de in § 28 van het edict gegeven regel dat bij afwezigheid van zonen van de eerste of tweede rang een schoonzoon, gehuwd met een dochter van de eerste rang, tot de troonopvolging gerechtigd is. Daar in het edict vermeld wordt dat Ammunas, zoon van T., nog tijdens diens leven overleden was, kan de regel eveneens bedoeld geweest zijn om de troonopvolging in de volgende generatie te regelen. De herhaaldelijk besproken vraag of T. met zijn regeling een juridische innovatie introduceerde of een bestaande rechtspraktijk op de troonopvolging van toepassing verklaarde, moet waarschijnlijk in de laatste zin worden beantwoord. In het edict wordt verder vastgesteld dat de pankus (de vergadering) in het vervolg het forum zal zijn, waarvoor een prins, eventueel zelfs de koning, ter verantwoording geroepen kan worden, indien het tot bloedvergieten binnen de koninklijke familie mocht komen. Uitdrukkelijk wordt gestipuleerd dat het om een persoonlijke aansprakelijkheid gaat, die zich niet tot verwanten uitstrekt.
De historische proloog, die als leidende gedachte in
een vaste formulering naar voren brengt dat in het
verleden interne eendracht buitenlandse successen
bracht, is een vroeg hethitisch voorbeeld van geschiedschrijving
in een dienende functie en onmiskenbaar
tendensgericht, al is er wellicht geen reden
om aan de met betrekking tot de troonopvolging als
zodanig vermelde 'feiten' te twijfelen.
Recente studies naar aanleiding van de vondst
(1969) van een zegelafdruk van een tot dan toe onbekende
oud-hethitische koning Tahurwailis op
een later paritair verdrag tussen Hattusa en de jonge
staat Kizzuwatna tenderen naar een historische reconstructie
volgens welke Huzziyas, de directe voorganger
op de troon van T., die door deze verjaagd
werd, T. zelf en deze nieuwe koning Tahurwailis tot
éénzelfde generatie zouden hebben behoord.
Lit. O. R. Gurney, Anatolia c. 1600-1380 B.C. (in CAH II, Chapter
XV). H. Otten, (in Fischer Weltgeschichte 3, Frankfurt a.M. 1967,
122-125). F. Cornelius, Geschichte der Hethiter (Darmstadt 1973)
120-126. O. Carruba, Tahurwaili und die Hethitische Geschichte
um 1500 v. Chr. (in Anatolian Studies Presented to H. G. Güterbock,
Istanbul 1974, 73-93). S.R. Bin-Nun, Who was Tahurwaili,
the Great King? (JCS 26, 1974, 112-120). M. Liverani, Storiografia
politica hittita II. Telipinu, ovvero della solidarietà (OrAnt 16, 1977,
105-131). [Houwink ten Cate]
(3) Telebinus, zoon van Suppiluliumas I.