Avianus, romeinse dichter die ca. 400 nC 42 fabels
in disticha
schreef, waarvoor hij, kennelijk via een
latijnse proza-bewerking, de griekse fabeldichter
Babrius
als voornaamste, waarschijnlijk als enige
bron gebruikte. Hij droeg zijn werk op aan een zekere
Theodosius, die men geïdentificeerd heeft als
de bekende schrijver Macrobius.
Het geschrift vertoont
geen spoor van christelijke opvattingen, geeft
wel blijk van grote bekendheid met de oude godsdienstige
gebruiken en mythen. De metriek is niet
vlekkeloos, de taal, sterk beïnvloed door
Vergilius
en Ovidius, vaak duister
en gekunsteld, en niet vrij
van vulgarismen. Toch heeft het boek spoedig een
plaats als schoolboek veroverd. In de middeleeuwen
vond het grote verbreiding en werd het vaak geimiteerd,
bv. in de Novus Avianus van Alexander
Neckam (12e eeuw). De talrijke handschriften, vaak
voorzien van uitvoerige scholia, kan men in twee,
allengs naar elkaar toe groeiende families onderscheiden.
Lit. Uitgaven: Editio princeps: Keulen 1494. Beste moderne
edities: E. Baehrens, Aviani fabulae (Poetae latini
minores 5, Leipzig 1883). R. Ellis, The Fables of Avianus
(Oxford 1887), Met engelse vertaling: J. W. Duff/A. M. Duff,
Minor Latin Poets (Loeb Class. Libr., London 1934). Duitse
vertaling: L. Mader, Antike Fabeln (Zürich 1951). - O. Crusius
(PRE 2, 2373-2378). A. Goldschmidt, An Early Manuscript
of the Aesop Fables of Avianus and Related Manuscripts
(Princeton 1947). Uitgave met franse vertaling: F. Gaide, A. Fables (Paris
1980. - J. Küppers, Die Fablen Avians. Studien zur Darstellung
und Erzählweise spätantiker Fabeldichtung (Bonn 1978).
[Diercks]