Carmina Priapea, een collectie van 85 latijnse epigrammen
ter ere van de ithyphallische tuingod Priapus.
Hiervan staan er twee op naam van Tibullus,
drie zijn er afkomstig uit het onder Vergilius'
naam overgeleverde Catalepton. De overige
80, merendeels in elegische versmaat en in hendecasyllabi,
zijn anoniem, maar worden thans door
Buchheit aan één auteur toegeschreven en ca. 100
nC gedateerd. De gedichtjes, die een elegante en
geraffineerde vorm bezitten, handelen vrijwel alle
over obsceniteiten in verband met de phallus van
de god, soms geestig, niet zelden ook op het weerzinwekkende
af.
Lit. Uitgaven: F. Buecheler/W. Heraeus, Petronii Saturae et
liber Priapeorum (Berlin 1922). F. Vollmer, Poetae Latini
Minores 2, 2 (Leipzig 1923). A. Maggi, I Priapea (Napels
1923). - V. Coulon, La poésie priapique dans l'antiquité et
au moyen-âge (Paris 1932). V. Buchheit, Studien zum Corpus
Priapeorum (Zetemata 28, München 1962). [Nuchelmans]