Priapus

frescoPriapus (Πρίαπος, ionisch Πρίηπος), god van de vruchtbaarheid en beschermer van tuinen en wijngaarden, wiens cultus zich in de tijd na Alexander de Grote vanuit Klein-Azië over de grieks-romeinse wereld verbreidde.

P. werd in het bijzonder vereerd in Lampsacus aan de Hellespont. Volgens de gangbare mythologische traditie bracht hij ook aldaar zijn jeugd door. Hij was volgens deze zelfde traditie de zoon van Dionysus en een plaatselijke nimf, volgens een andere lezing van Dionysus en Aphrodite, of ook wel - volgens veel minder gangbare versies - de zoon van Hermes, Adonis, Zeus of een ezel. De mythologie maakt voorts melding van een liefdesavontuur van P. met de nimf Lotis; deze sloeg echter voor hem op de vlucht toen hij haar wilde naderen, en veranderde in een (Lotus)boom (vgl. Ovidius, Metamorfosen 9, 347vv). Een andere lezing is dat een ezel P. verried door zijn gebalk, toen de god Lotis wilde besluipen (Ovidius, Fasti 1, 391vv).

De functie die men aan P. toedacht was het beschermen van tuinen, wijngaarden, en soms ook van het vee. Hij was de φύλαξ/custos tegen dieven en vogels (een soort vogelverschrikker), voorts ook de schutspatroon van vissers en schippers en, in een enkel geval, de bewaker van graven, maar bovenal de god van de liefde(slust), die geliefden bijeen brengt, vrouwen vruchtbaarheid verleent en mannen potentie of, in geval van toorn van de god, hen straft met impotentie. Zo is in Petronius' Satyricon de ira Priapi (parodie op de toorn van Poseidon in de Odyssee) oorzaak van de impotentie van de hoofdfiguur Encolpius. Vanwege zijn vermogen tot afweer van het kwaad (van de diefstal) en het schenken van vruchtbaarheid wordt P. soms gezien als een apotropaeïsche kracht zonder meer en het levensbeginsel als zodanig.

In de loop der tijden is P. met andere goden geïdentificeerd, zoals Dionysus, Pan, Adonis, Helios, Hermes, Hermaphroditus en de egyptische Min, verdrong hij een aantal oudere attische goden en de romeinse god Mutinus Titinus, of nam hij bepaalde elementen van hun functies of cultus over, zoals ten aanzien van Heracles en Silvanus.

Feesten ter ere van P. vonden plaats in maart en juni. In zijn eredienst was bij voorkeur plaats voor priesteressen. Hij behoorde overigens duidelijk tot de divi minores en werd dan ook niet altijd serieus genomen. Geofferd werden hem melk, honing, veldvruchten en wat de offerdieren betreft behalve de bok ook de ezel, hetzij op grond van het boven vermelde mythologische verhaal, hetzij omdat de ezel in de oudheid niet alleen werd beschouwd als een symbool van domheid, maar ook van geilheid. De offers werden gebracht bij de plaats waar zijn beeld stond opgesteld, d.w.z. in tuinen, wijngaarden, aan havens, op het strand, langs de weg, bij bronnen of elders onder de blote hemel en voorts ook in lupanaria (bordelen), de lararia van particuliere woningen, in kleine aan hem gewijde tempels of sacella (kapellen). Aan hem gewijd waren o.a. de gans en de haan, en onder de bomen de vijgeboom en de cypres. Van zijn attributen moet in het bijzonder het snoeimes worden genoemd.

P. werd afgebeeld als een kleine misvormde gestalte met een onevenredig grote, meestal geërigeerde phallus, die vaak rood was gekleurd hetzij ter aanduiding van de meer dan gewone levenskracht hetzij als gevolg van besproeiing met het bloed van het offerdier. Zijn kop lijkt niet zelden op die van Dionysus, Pan of een satyr; soms draagt hij een baard. Hoewel doorgaans naakt afgebeeld, draagt hij ook wel een lange tot de enkels reikende dunne chiton of als Dionysus een dierenhuid. Zijn beeld was aanvankelijk meestentijds van hout (vooral van de vijgeboom) maar later kwamen ook veelvuldig bronzen, marmeren of stenen beelden voor.

Zijn afbeelding komt reeds in de 2e eeuw vC voor op munten uit Lampsacus, aanvankelijk alleen de kop (gevormd naar het voorbeeld van Dionysus), later de hele gestalte. Verder de hele oudheid door met name op egyptisch-griekse terracotta's, op hermen, op gemmen en op muurschilderingen te Pompeji. Plaatsen waar hij blijkens de voorstellingen van de beeldende kunst bijzonder werd vereerd, waren naast het gebied van de Hellespont met name het eiland Delus en de steden Pompeji en Ostia. Behalve alleen komt hij op deze voorstellingen ook vaak voor in gezelschap van Venus, Eros, Eroten en nimfen.

P., die een autochtone, voor-indogermaanse god uit het gebied van de Hellespont was, was met name in de keizertijd populair, nadat hij zich - waarschijnlijk als gevolg van zijn relatie met de toentertijd erg populaire Dionysus - in de hellenistische tijd in het voetspoor van Alexanders soldaten reeds een plaats had weten te veroveren in de reeks van de vooral bij de brede volksmassa vereerde goden. Uit de gewoonte korte teksten te schrijven op zijn beelden of de wanden van zijn tempels of kapellen ontstond het literaire genre van de carmina priapea.

Lit. H. Herter (PRE 22, 1914-1942). O. Jessen (Roscher 3, 2967-2990). E. Paribeni (EAA 6, 466v). [Brouwers]


mythen