Sulpicia, naam van twee romeinse dichteressen.
(1) Sulpicia,
behorend tot de literaire kring van
Messalla
Corvinus en tevens diens nicht, auteur van
een vijftal gedichten uit het z.g. Corpus Tibullianum
(Tibullus), waarin de schrijfster haar liefde
voor een zekere Cerinthus belijdt (Corpus Tibullianum
3, 13-18). In de vijf gedichten die hieraan in
genoemd corpus voorafgaan en die zijn geschreven
door een ons verder niet bekend auteur, in wie men
overigens wel de jonge Tibullus vermoedt, komt
eveneens de relatie tussen Sulpicia en Cerinthus
heel nadrukkelijk aan de orde. De betekenis van de
gedichten van S. is vooral hierin gelegen dat zij ons
een beeld geven van de literaire kwaliteiten van de
in deze tijd veelvuldig geroemde puellae doctae,
van wier werk overigens niets is bewaard.
Lit. Tekst in de edities van Tibullus. - GRL 2, 189-191. E.
Bréguet, Le roman de S. (Diss. Genève 1946). G. Luck,
Die römische Liebeselegie (Heidelberg 1961) 100-116.
(2) Sulpicia, dichteres
ten tijde van keizer Domitianus (81-96),
van wie vrijmoedige erotische gedichten aan het
adres van haar geliefde Calenus worden vermeld bij
Martialis (Epigrammata 10, 35 en 10, 38) en op
wier naam onder de Epigrammata Bobiensia een
satire tegen genoemde keizer in 70 verzen is overgeleverd
onder de titel Sulpiciae conquestio de statu
rei publicae et temporibus Domitiani.
Lit. Uitgaven: W. Speyer, Epigrammata Bobiensia (Leipzig
1963) 42-47. Duitse vertaling in W. Krenkel, Römische Satiren
(Darmstadt 1976) 489-491. - GRL 2, 560 v. [Brouwers]