Noach

Noach (hebr. nōaḥ, samenhangend met een woord 'rust', LXX Νόη, Vg: Noë) was een stamvader van het mensengeslacht, omdat hij met zijn zonen en hun vrouwen de zondvloed overleefde. Volgens Gn 5,25-9,28, Is 54,9 en Ez 14,14 bleef hij behouden in de door hem gebouwde ark toen de boze wereld in de grote vloed ten onder ging. Met hem overleefden ook de dieren (één paar van de onreine en 7 paar van de reine) de catastrofe. Na de vloed werd door God met N. een verbond gesloten, waarvan de regenboog als teken werd gezien. Door ervaring leerde hij de uitwerking van gegist druivensap kennen; zo wordt hij beschreven als de eerste wijngaardenier. Zijn dronkenschap en de houding van zijn zoons daartegenover is een inleiding tot spreuken over Kanaän, Sem en Jafet (Gn 9,25-27). In de volkenlijst van Gn 10 worden de volken vermeld, die van Sem, Cham en Jafet zouden afstammen. Na de ontdekking van het mesopotamisch zondvloedverhaal zag men de verwantschap met Utnapistim en met de Xisouthros waarvan Berossos had verteld. Hb 11,7 noemt N. onder Berossos had verteld. Hb 11,7 noemt N. onder de de getuigen van het geloof. N. en de ark zijn dankbare onderwerpen geweest in de iconografie van de bijbelse geschiedenis.


Noach stapt uit zijn ark (Rome, Catacomben van Petrus en Marcellinus ad duas lauros, 3e eeuw nC)


Lit. A. Parrot, De zondvloed en de ark van Noach³ (Nijkerk 1955). J. Hoftijzer, Some Remarks om the Tale of Noah's Drunkenness (OTS 12, 1958, 22-27), contra L. Rost, Noah der Weinbauer (Festschr. Alt, Tübingen 1953, 169-178). [Beek]


Afkortingen Lijst van Namen