Adriatische Zee (latijn Adria, Mare Adriaticum of
Mare Superum; grieks Ἀδρίας), heette en heet nog
het gedeelte van de Middellandse Zee, dat zich ten
oosten van Italië uitstrekt van Venetië tot de Straat
van Otranto (lengte ca. 800 km, breedte 180 tot 230
km). Haar naam ontleent de A. aan de oude stad
Adria in de Po-delta; aanvankelijk werd de naam A.
alleen voor het noordelijke deel gebruikt. Volgens
vele oude schrijvers werd de zee door de zeelieden
gevreesd om haar plotseling opstekende stormen. De
handel werd bovendien dikwijls ernstig gehinderd
door illyrische zeerovers, tegen wie de Romeinen bij
herhaling drastisch moesten optreden. De griekse
exploratie van de A. begon in de 7e eeuw vC, maar
ondanks een betrekkelijk druk verkeer in de eerstvolgende
eeuwen bleven de griekse kolonies
(Apollonia,
Epidamnus,
Ancona,
Adria, Spina) schaars
langs haar kusten, die weinig natuurlijke havens bezitten.
De Romeinen gebruikten de A. praktisch uitsluitend
voor de overtocht van Ancona naar
Dalmatië
en van Brundisium naar Griekenland.
Lit. A. Philippson, Das Mittelmeergebiet (Leipzig 1922). R.
L. Beaumont (JHS, 1936, 159-204).
[Nuchelmans]