Ethiopië

kaartEthiopië, in de oude egyptische en griekse documenten meestal aanduiding van het gebied ten zuiden van Egypte (Nubië en het gebied van Meroë). Ook met de naam Indië werd E. in de oude bronnen soms aangeduid. De naam Ethiopiërs (Αἰθίοπες), 'met verbrande gezichten', heeft betrekking op de donkere gelaatskleur van de bewoners. Het land is bergachtig, gekenmerkt door hoogvlakten met bergtoppen van meer dan 4000 meter en diepe canons, die een hinderpaal zijn voor het verkeer. Overvloedige zomerregens maken het land zeer geschikt voor landbouw en veeteelt. Men onderscheidt in de tegenwoordige bevolking twee grote groepen: de gesemitiseerde Koesjieten of Hamieten in het noordoosten en de Niloten in het zuidwesten. Bij de laatste zeer heterogene groep vindt men nog natuurgodsdiensten, terwijl elders christendom en islam de meeste belijders tellen.

Volgens de meeste geschiedschrijvers is het ontstaan van de oud-ethopische beschaving te verklaren door een geleidelijke infiltratie van zuidarabische immigranten, die hun godsdienst, taal, schrift en kunst van Arabia Felix (Arabië) naar de overzijde van de Rode Zee hebben overgebracht. Doordat de immigranten een hoger beschavingspeil bereikt hadden, slaagden ze erin de overhand te krijgen over de inheemse bevolkingsgroepen. De geschiedenis van E. begint omstreeks de 5e-4e eeuw vC, toen het zuidarabische rijk van de Sabeeën een grote bloei kende. Van dit tijdperk vindt men dan ook monumenten (o.a. te Jeha) die zuidarabische invloed verraden (zuidarabische taal en monumentaal schrift). Toen zou reeds een ethiopisch koninkrijk bestaan hebben.

De ligging van E. aan de oever van de Rode Zee, waar tal van handelsplaatsen lagen langs de zeeweg van Indië naar de Middellandse Zee, verschafte de heerser van de westelijke oever een geduchte machtspositie en verder bracht de handel in ivoor, goud, reukwerken en slaven rijkdom in het land. De rivaliteit tussen Perzië, dat de handelsweg over Arabië beheerste, en het Egypte van de Ptolemaeën (later van de Romeinen) dat de zeeweg verkoos, maakte van de ethopische koning een gezochte bondgenoot. De havenplaats Adulis verraadt een zekere griekse invloed in E. (griekse inscripties op monumenten en munten).

Het aksumitische rijk (Aksum) is waarschijnlijk ontstaan in de 3e eeuw nC of kort voordien. De voornaamste koning was Ezana (4e eeuw), die het rijk aanzienlijk uitbreidde en onder meer Meroë veroverde. Onder zijn regering kwam het christendom E. binnen. Terwijl zijn eerste inscripties nog de zuidarabische goden verheerlijkten, schreef hij in een latere inscriptie zijn overwinningen toe aan de 'Heer des hemels'. Door de geschiedschrijver Rufinus weet men dat twee christelijke jongemannen, Frumentius en Aedesius, tot slaven gemaakt op hun reis naar Indië, van de voorganger van Ezana het recht hadden gekregen hun godsdienst vrij te belijden. Frumentius werd door patriarch Athanasius tot bisschop gewijd. In de 6e eeuw ondernam de ethiopische koning een met succes bekroonde krijgstocht in Zuid-Arabië, waar hij een stadhouder aanstelde. In de volgende eeuw begon voor E., na de verovering van Syrië en Egypte door de Islam, een bestaan in afzondering.


Lit. E. Littmann/D. Krencker, Deutsche Aksum-Expedition 1-4 (Berlin 1913). A. Kammerer, Essai sur l'histoire antique d'Abyssinie (Paris 1926). C. Conti Rossini, Storia d'Etiopia (Bergamo 1928). J. Pirenne, La Grèce et Saba (Mémoires Acad. Inscriptions et Belles-Lettres 15, Paris 1956, 89-196). E. Cerulli, Punti di vista sulla storia dell'Etiopia (Atti del Convegno Internazionale di Studi Etiopici, 1960, 5-27). A. Drewes, Inscriptions de l'Éthiopie antique (Leiden 1962). D. Herminghausen, Herodots Angaben über Athiopien (Diss. Hamburg 1964). [Arras]


Kaart