Iberiërs (Ἴβηρες, latijn Iberi of Hiberi).
(1) Met deze naam duidde men in de oudheid en duidt men ook thans nog een groep van verwante volken aan die in de twee laatste millennia vC het zuiden en oosten van Spanje bewoonde, vanaf de Guadiana tot aan de Pyreneeën. De eenheid van deze volken behoeft niet van etnologische aard geweest te zijn, maar kan zich tot politieke verbondenheid en culturele verwantschap beperkt hebben; velen nemen aan dat de I. sinds het 3e millennium vC vanuit Noord-Afrika Spanje binnengedrongen zijn. Talrijke steden op de spaanse zuid- en oostkust en in het direct daarachter gelegen binnenland gaan terug op iberische nederzettingen, zo bv. Barcino, Carthago Nova, Emporiae, Hispalis, Illiberris, Tarraco. Of het rijke en machtige Tartessus een stad van de I. was, is een omstreden kwestie. Vanaf de 11e eeuw vC kregen de I. concurrentie van de Pheniciërs, vanaf de 6e eeuw vC van de Grieken, die beiden kolonies op de zuid- en oostkust stichtten. In de 3e eeuw vC werden de I. grotendeels door de Carthagers onderworpen, in de tweede punische ooriog (218-202) en in de 2e eeuw vC kwamen ze onder romeins gezag, waarna zt snel geheei geromaniseerd werden.
De I. stonden op een betrekkelijk hoge trap van beschaving, die haar grootste bloei bereikte tussen de 6e en 3e eeuw vC. Van de iberische kunst bezitten we o.a. kalkstenen sculpturen van goden, mensen en dieren, interessante ceramiek, wapens en andere gebruiksvoorwerpen. Deze dateren vooral uit het le millennium vC, waarin phenicische en vervolgens griekse invloeden zich steeds sterker deden gelden. Een beroemd maar raadselachtig specimen van de iberische sculptuur is de in 1897 opgegraven Dama de Elche, een portretbuste voorstellend een dame met een zeer merkwaardig kapsel (5e eeuw vC? thans in het Prado te Madrid).
Van de taal der I. hebben we, behalve eigennamen
en muntlegendes, ruim 150 korte inscripties (de
langste telt niet meer dan 342 lettertekens), die
dateren uit de 4e tot de 1e eeuw vC en geschreven
zijn met iberische, griekse of latijnse letters; het
iberische schrift, dat een mengsel is van letter- en
lettergrepenschrift, is in 1924 ontcijferd door M.
Gómez-Moreno. De iberische taal, die niet tot de
indoeuropese talenfamilie behoort en vermoedelijk
verwant is met de Berbertalen in Noord-Afrika,
heeft haar geheimen nog niet prijsgegeven.
Lit. P. Bosch Gimpera (EAA 4, 71-78). - P. Paris, Essais sur l'art et l'industrie de l'Espagne primitive 1-2 (Paris 1904). P. Dixon, The Iberians of Spain and Their Relations with the Aegean World (Oxford 1940). A. Garcia y Bellido, La dama de Elche (Madrid 1943). U. Schmoll, Die Sprachen der vorkeltischen Indogermanen Hispaniens und das Keltiberische (Wiesbaden 1959). A. Tovar, The Ancient Languages of Spain and Portugal (New York 1961). A. Arribas, The Iberians (London 1964). [Nuchelmans]