Narbo (Ναρβών), romeinse stad aan de zuidkust van Gallië, thans Narbonne. Oorspronkelijk een keltisch oppidum, werd N. in 118 vC als Colonia Narbo Martius gesticht bij een lagune in het gebied van de Atacini. De nieuwe hoofdstad van Gallia (III) Transalpina diende als bolwerk tegen de kort tevoren onderworpen gallische stammen. Caesar vestigde er in 46 vC veteranen van het tiende legioen; vandaar de officiële benaming Colonia Iulia Paterna N. Martius Decumanorum. Bij de reorganisatie van Gallië (27-16 vC) door Augustus werd N. het centrum van de senatoriale provincie Gallia Narbonensis. De stad was een belangrijk handelscentrum en zetel van de keizercultus.
In de 2e eeuw nC werd N. door een brand verwoest.
Vervolgens werden door Antoninus
Pius in 145 de
stadsmuren, thermen en basilica's hersteld. De
Via
Domitia vormde de cardo van de stad, die op effen
terrein is aangelegd aan het Canal de la Robine,
5 km ten zuiden van de Aude. Het door
Ausonius
vermelde Capitolium is teruggevonden. Het podium
waarop de Augustus-tempel zich verhief, mat 48 x
36 m en was verreweg het grootste van Gallië. Het
lag aan het forum, in de buurt waarvan ook resten
van opslagplaatsen zijn aangetroffen. Een amfitheater
bevond zich buiten de muren ten oosten van
de stad. (Rechts de romeinse brug)
Lit. Inscripties in CIL 12. - P. Goessler (PRE Suppl. 7, 1940, 515-548). J. Jannoray (EAA 5, 347v). Ph. Héléna, Les origines de Narbonne (Narbonne 1937). C. H. Benedict, A History of N. (Diss. Princeton 1941). A. Grenier, Manuel d'archéologie gallo-romaine 3 (Paris 1958) 128-142, 640-641. Id., Carte archéologique du Département Aude (Forma Orbis Romani 12, Paris 1959). M. Gayraud, Narbonne antique des origines à la fin du IIIe siècle (Paris 1981). [J. A. de Waele]