(A) Met de romeinse onderwerping van Latium en
Midden-Italië begon de systematische aanleg van
een wegennet, dat tot ver in de keizertijd steeds
verder werd uitgebouwd. De grote viae publicae
werden door en op kosten van de staat aangelegd
en waren voor eenieder toegankelijk.
Ze werden
oorspronkelijk genoemd naar de plaats van bestemming
(bv. Via Ostiensis, Via Tiburtina, Via Ardeatina,
Via Praenestina; zie kaart hiernaast), vanaf de 4e
eeuw vC meestal naar de magistraat in wiens ambtsperiode
de aanleg begonnen was (bv. Via Appia,
Via Flaminia, Via Postumia). Over de oorspronkelijke
uitvoering van de wegen is weinig bekend; ze
maakten voor een deel gebruik van oudere tracés,
maar onderscheidden zich daarvan steeds door betere
begaanbaarheid en berijdbaarheid, afwerking en
onderhoud. Oorspronkelijk slechts voorzien van een
wegdek van kiezel, werden ze vrijwel alle op den
duur met grote stenen platen bestraat, die op vele
plaatsen nog aanwezig zijn. Langs de wegen stonden
om de mijl mijlstenen (miliaria, miliarii), waarop
o.m. de afstanden tot belangrijke plaatsen in romeinse
mijlen (milia passuum; mille passus = 1481,5
m), in Gallië meestal in gallische mijlen (leugae; 1
leuga = ca. 2250 m) aangegeven stonden; van zulke
mijlstenen of mijlpalen zijn er in het hele rijk enkele
honderden teruggevonden. Het miliarium aureum
('de gouden mijlsteen'), op het Forum Romanum in
20 vC door Augustus opgericht, gold als het centrum
van het net. Op geregelde afstanden bevonden zich
postherbergen (mansiones) om te overnachten en
van paarden te wisselen. Gegevens over de routes
waren te vinden op reiskaarten (Peutinger kaart)
en in itineraria. Het onderhoud van de wegen
was toevertrouwd aan curatores viarum. De romeinse viae
publicae zijn zowel in strategisch opzicht
('heirbanen'!) als voor het bestuur (n.b. cursus
publicus) en de economie van groot belang geweest
bij de vorming en instandhouding van het impeiuum
Romanum. Het romeinse wegennet van de keizertijd is een
van de indrukwekkendste technische prestaties van de
wereldgeschiedenis, waarvan alle landen van Europa, het
Nabije Oosten en Noord-Afrika eeuwenlang, veelal tot in de 18e en 19e eeuw,
geprofiteerd hebben.
(B) De voornaamste romeinse wegen (in alfabetische volgorde).
1. De Via Aemilia, aangelegd door de consul
Marcus Aemilius Lepidus (1)
in 187 vC, verbond Ariminum (Rimini) met Placentia (Piacenza).
Deze belangrijke verkeersader gaf later zijn naam aan de
regio VIII van Italië, de Aemilia. Een zijweg van de
Via Aemilia, de Via Aemilia Altinas, door dezelfde
Aemilius Lepidus aangelegd in 175 vC, verbond
Bononia via
Patavium en
Altinum met Aquileia.
2. De Via Appia,
de longarum regina viarum (Statius, Silvae 2,2, 12), was de voornaamste verbinding
van Rome met Zuid-Italië. Het traject Rome-Tarracina-Formiae
werd aangelegd door de censor
Appius Claudius Caecus
in 312 vC, het traject
Formiae-Capua door dezelfde in 307 en 295. Niet
lang daarna werd de weg doorgetrokken tot Beneventum,
vanwaar hij in de loop van de 3e eeuw vC
enerzijds via Herdoniae, Canusium
en Barium, anderzijds
via Venusia en Tarentum Brundisium bereikte; het meest
oostelijke van deze twee trajecten
werd sinds de reconstructiewerkzaamheden ten tijde
van keizer Traianus de Via Appia Traiana genoemd.
3. De Via Augusta verbond, als voortzetting van de
Via Domitia, Tarraco, de hoofdstad van Hispania
Tarraconensis, via Valentia,
Corduba en
Hispalis
met Gades. Het grootste deel van deze weg dateerde
uit de tijd van Augustus. Op het eind van de 1e
eeuw kreeg hij een alternatief traject door het
spaanse binnenland, via Caesaraugusta, Toletum en
Emerita Augusta.
4. De Via Aurelia, genoemd naar een onbekende
Aurelius, werd rond het midden van de 3e eeuw vC
aangelegd van Rome naar het noordwesten en volgde grosso
modo de adriatische kust. De weg verliet
Rome via het Ianiculum en liep tot Salebro ten
zuiden van Populonia. In 109 vC werd hij door de
censor Marcus Aemilius Scaurus doorgetrokken tot Vada
Sabatia (Vado Ligure) ten westen, en
tot Dertona ten noorden van Genua: de Via Aemilia
Scauri.
5. De Via Cassia, begonnen in 177 vC, verbond Rome via
Volsinii met Arretium; vandaar werd de weg
van 154 tot 125 vC door het dal van de Arnus doorgetrokken
tot Florentia en Pisae.
6. De Via Domitia, een door de Romeinen verbeterde oude weg
van het Rhône-dal naar Noord-Spanje, is genoemd naar de consul van 122 vC,
Gnaeus Domitius Ahenobarbus. De weg leidde van Aquae
Sextiae (Aix in Z.Frankrijk) via Nemausus (Nimes),
Narbo, Emporiae (Ampurias), Barcino (Barcelona)
naar Tarraco, waar hij voortgezet werd door de Via
Augusta.
7. De Via Domitiana werd in de keizertijd aangelegd; hij
liep langs de westkust van Italië vanaf Minturnae (aansluiting op
de Via Appia) naar het zuiden via Cumae, Puteoli, Napels tot ver in het
zuiden naar Vibo Valentia.
8. De Via Egnatia, aangelegd tussen 145 en 130 vC,
was de hoofdverbinding over land naar het Oosten.
De weg begon zowel in Apollonia (Poian) als in
Dyrrhachium (Durazzo) op de illyrische kust, die
hij met Thessalonica verbond. Ten tijde van Augustus
werd hij via Amphipolis en Philippi voortgezet
tot aan de Hebrus, nog later tot Byzantium. De oorsprong van de naam is omstreden.
9. De Via Flaminia, begonnen door de censor Gaius
Flaminius in 220 vC en in de eerste helft van de
2e eeuw vC voltooid, verbond Rome via Midden-Italië met
Ariminum (Rimini) aan de adriatische
kust; vandaar werd de weg voortgezet in de Via Aemilia.
Het oorspronkelijke traject werd in de loop
der tijden een paar keer gewijzigd.
10. De Via Iulia Augusta, genoemd naar keizer Augustus,
werd in 13-12 vC aangelegd en verbond Vada Sabatia (Vado Ligure)
langs de ligurische kust
met Aquae Sextiae (Aix) in Gallië, waar hij aansloot op de Via Domitia. Op de foto de Via Iulia Augusta bij Fréjus
11. De Via Latina ('Weg naar Latium') was misschien de oudste
weg van Rome naar het zuidoosten. Op het eind van de 4e eeuw vC kwam hij tot
Cales in het noorden van Campanië. Het traject liep
via Anagnia, Fregellae, Aquinum,
Casinum en Cales naar
Casilinum, waar de Via Latina zich verenigde met de Via Appia.
12. De Via Ostiensis ('Weg naar Ostia'), aangelegd
in de 4e eeuw vC, volgde in grote lijnen de zuidelijke oever
van de Tiber. Hij verliet Rome aanvankelijk
tussen de Tiber en de Aventijn, later, na de
bouw van de muur van Aurelianus, via de Porta
Ostiensis ten zuiden van de Aventijn.
13. De Via Popilia, aangelegd door de consul Publius Popilius
Laenas in 132 vC, verbond Capua in
Campanië met Rhegium aan de Straat van Messina.
14. De Via Postumia, aangelegd door de consul
Spurius Postumius Albinus in 148 vC, verbond Genua
via Placentia,
Cremona en
Verona met
Aquileia, d.w.z.
de ligurische met de adriatische kust.
15. De Via Salaria, een zeer oude, uit de prehistorie
daterende weg, leidde van de Pons Sublicius over
het Forum Romanum en via de Porta Collatina in
Rome naar Reate in het land van de Sabijnen. Ten
tijde van Augustus werd hij via Asculum (Ascoli)
verlengd tot Castrum Truentinum aan de adriatische
kust. De naam wordt gewoonlijk verklaard als
'Zoutweg', d.w.z. de weg waarlangs het in de zoutpannen
bij de Tibermonding gewonnen zout naar
het bergland vervoerd werd.
16. De Via Valeria, aangelegd ca. 300 vC (door een
censor Valerius, 306 vC?; verhard door de censor
Valerius Messalla in 154 vC?), maakte voor de eerste
30 km gebruik van de oude Via Tiburtina en
verbond Rome met Alba Fucens
en Cerfennia. Onder keizer
Claudius werd de weg als Via Claudia
Valeria via Corfinium doorgetrokken tot Aternum
(Pescara) aan de adriatische kust.
(C) Door romeins Nederland liep een zestal hoofdwegen:
- de limes-weg, die op de zuidelijke oever van de
Rijn de aldaar gelegen castella met elkaar verbond
en bij Lugdunum (2) (Katwijk) eindigde;
- de weg die van Lugdunum door het hollandse duinengebied naar
Helinium, de monding van Maas en
Schelde in de buurt van Monster, liep;
- een ten oosten van de vorige lopende parallelweg,
die Roomburg (tussen Alphen en Leiden) via Forum
Hadriani Voorburg) met Helinium verbond;
- de weg die vanaf Helinium de noordelijke oever
van de Maas en vanaf Grinnes (Rossum) de zuidelijke oever
van de Waal volgde tot Noviomagus (Nijmegen) ;
- de weg die van Noviomagus langs de linker oever
van de Maas via Ceuclum (Cuyk)
en Blariacum
(Blerick) naar Traiectum Mosae (Maastricht) liep;
-de grote heirbaan van Bononia (Boulogne-sur-Mer) naar
Colonia Agrippinensis, die ons land
passeerde tussen Traiectum Mosae en Coriovallum (Heerlen).
Een tweede, secundaire, noord-zuid-verbinding,
door Oost-Brabant, wordt vermoed van Atuatuca
Tungrorum (Tongeren) naar Grinnes (Rossum), terwijl door
West-Brabant misschien een secundaire
verbinding liep die vanuit Bagacum (Bavai)
noordwaarts leidde.
Of deze wegen namen hadden en, zo ja, welke, is onbekend.