Patavium, stad in de Po-vlakte, gelegen aan de
Medoacus (Brenta) ca. 70 km ten oosten van Verona;
thans Padova (nederlands Padua). Volgens de sage (Livius 1,1; Vergilius,
Aeneis 1, 242-249) werd P. gesticht door Veneti en
Trojanen onder leiding van Antenor; het
archeologisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat het
ca. 500 vC ontstaan is en bevolkt vanuit het
venetische Ateste (Este) ten zuidwesten van P. De
gunstig gelegen stad, die reeds in de 5e en 4e eeuw vC
een belangrijk centrum der Veneti was, weerde in
302 vC een spartaanse aanval van
Cleonymus af
(Livius 10,2). Voortdurende conflicten met de
naburige Galliërs leidden in 226 vC tot een bondgenootschap
met Rome. Municipium sinds 49 vC,
werd P. in de eerste eeuwen nC een van de rijkste
steden van Italië. Van de oudste christengemeente
wordt melding gemaakt ten tijde van
Diocletianus
(304). In 452 verwoestten de Hunnen de stad, in
het begin van de 7e eeuw werd ze door de
Langobarden geplunderd.
Uit P. waren de latijnse schrijvers
Livius en
Asconius geboortig.
Uit de oudheid zijn romeinse bruggen (zie rechtsboven de 'Ponte Molino') bewaard
gebleven, talrijke mozaïeken in particuliere
woningen, resten van het havenkwartier, van het
forum, van het amfitheater en van de basilica van
Justina (6e eeuw, foto rechts).
Lit. H. Philipp (PRE 18, 2 (4), 2114-2119). B. Forlati Tamaro (EAA 5, 813-815). - C. Gasparotto, Padova romana (Rome 1951). V. Galliazzo, I ponti di Padova romana (Padova 1971). [Verhaeghe-Pikhaus]