Saïs

kaartSaïs (Σάϊς), griekse vorm van egyptisch S3w, assyrisch Saja, naam van de metropool van de 5e Deltagouw, thans Sa el-Hagar. S. is de stad van de godin Neith, doch ook andere goden werden er samen met haar vereerd. In de temenos van haar tempel lag een Osiris-graf en op of bij de heilige vijver werden, volgens Herodotus 2,170v, Osirismysteriën gevierd. De griekse papyrus Hibeh 27 (edd. B. P. Grenfell/ A. S. Hunt, 1906), een cultuskalender voor de saïtische gouw, vermeldt op r. 165 het lampenfeest ter ere van Neith-Athena waarover Herodotus 2,62 (vgl. 2,59) spreekt (zie de kommentaar bij r. 76, bl. 154).

S. begon een politieke rol te spelen onder de 24e dynastie, toen de stadvorst van S., Tefnacht, en vermoedelijk ook Bocchoris Egypte onder hun oppergezag trachtten te verenigen. Psammetichus I, eveneens dynast van S., maakte de stad tot zijn residentie toen hij de 26e dynastie stichtte, die daarom de saïtische dynastie wordt genoemd. Deze vorsten lieten zich nabij de tempel van Neith begraven (Herodotus 2,160; vgl. 3,16).

De stad is nog niet opgegraven, doch vele uit S. stammende bouwresten en beelden van ambtenaren uit het Late Tijdperk kwamen in de musea terecht. Een van deze zij hier in het bijzonder vermeld, nl. het naophore beeld van Udjahorresne in het Vaticaans Museum. In tegenstelling met wat Herodotus en andere griekse auteurs verhalen, beklemtoont dit monument de welwillendheid tegenover S. en zijn godin waarvan de perzische veroveraars Cambyses en Darius I blijk gaven.


Lit. Porter/Moss 4, 46-49. Helck/Otto 307. RÄR 646v. Over Udjahorresne: G. Posener, La première domination perse en Égypte (Institut français d'Archéologie orientale, Bibliothèque d'Étude 11, Le Caire 1936). [Vergote]


Kaart